Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1173/SGA, 10 april 2012, schorsing
Uitspraakdatum:10-04-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1173/SGA

Betreft: [klager] datum: 10 april 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. P.Th. van Jaarsveld, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde p.i. d.d. 5 april 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting
in een strafcel voor de duur van tien dagen, ingaande op 5 april 2012 om 13.30 uur en eindigende op 15 april 2012 om 13.30 uur, wegens het plegen van fysiek geweld tegen een medegedetineerde. Uit deze beslissing blijkt dat de directeur bij zijn
beslissing rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat verzoeker onlangs nog was gestraft voor het uiten van ernstige bedreigingen richting personeel.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 6 april 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 10 april 2012.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit het door de directeur meegezonden verslag omtrent het voorval op 5 april 2012 wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende
aannemelijk dat verzoeker meerdere slagen gaf op het hoofd van een medegedetineerde, welke vervolgens in een dook en zijn hoofd met zijn armen beschermde. Voldoende aannemelijk is ook dat verzoeker zich niet lang daarvoor, te weten op 27 maart 2012
schuldig had gemaakt aan het uiten van ernstige bedreigingen met lichamelijk geweld tegen personeel en dat verzoeker daarvoor disciplinair is gestraft. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan het door verzoeker vertoonde (strafwaardige) gedrag
de oplegging van genoemde disciplinaire straf rechtvaardigen. Er zijn voorts – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de beslissing van de directeur zodanig onredelijk of
onbillijk zouden maken dat de tenuitvoerlegging daarvan zou moeten worden geschorst. Ook de omstandigheid dat een eerder aan verzoeker opgelegde disciplinaire straf net was afgelopen en verzoeker daardoor met een tussenpoos van een paar dagen de facto
bijna zeventien dagen in een strafcel dient door te brengen geeft daartoe geen aanleiding. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 12 april 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven