Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3680/SGA, 23 november 2012, schorsing
Uitspraakdatum:23-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3680/SGA

Betreft: [klager] datum: 23 november 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Hoogvliet.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van een tweetal beslissingen van de directeur van voormelde locatie, te weten:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 21 november 2012 om 15.15 uur en eindigend op 24 november 2012 om 15.15 uur, wegens het gebruik van
THC-houdende stoffen; en
b. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, ingaande op 24 november 2012 om 15.15 uur en eindigend op 26 november 2012 om 15.15. uur, wegens – kortweg –
een
incident met een medegedetineerde waarbij dreigende taal is gebruikt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 223 november 2012.

1. De beoordeling
De secretaris van de beklagcommissie heeft (nog) niet gereageerd op het verzoek om inlichtingen van de voorzitter. Nu verzoeker in het verzoek heeft aangegeven op 21 en 22 november 2012 een klaagschrift te hebben gezonden aan de beklagcommissie, acht
de
voorzitter verzoeker vooralsnog ontvankelijk in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissingen waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk zijn, dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissingen.
Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. De voorzitter verstaat dat onderdeel a van het verzoek met name ziet op de verwijdering van de televisie. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is die verwijdering, gelet op het karakter
van de opgelegde disciplinaire straf, niet onredelijk of onbillijk. De omstandigheid dat verzoeker voor die periode huur moet betalen, doet daaraan niet af. Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
Ten aanzien van onderdeel b van het verzoek geldt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – dat voldoende aannemelijk is dat verzoeker zodanig gedrag heeft vertoond dat dit de bestreden beslissing van de directeur kan rechtvaardigen. Het enkele
uiten van bedreigingen is daarvoor voldoende. Ook dit onderdeel van het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 november 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven