Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3189/GA, 4 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3189/GA

betreft: [klager] datum: 4 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 september 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 december 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Ter Apel, [...], in aanwezigheid van de juridisch medewerker van voormelde inrichting, [...],
gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de gang van zaken omtrent klagers overplaatsing naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de p.i. Vught en
b. het niet afhandelen van een door klager ingediende beklag door de beklagrechter bij de p.i. Ter Apel betreffende de invoer van toiletspullen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt -zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager is het niet eens met zijn overplaatsing naar de p.i. Vught. Hij is nooit gehoord. Nu leest klager dat de zaak omtrent zijn
overplaatsing ter zitting van de beroepscommissie in Zutphen is behandeld. Dit klopt niet, want deze zaak ging over de invoer van toiletspullen. Klager licht verder toe dat hij plotseling werd overgeplaatst, terwijl geen sprake is geweest van een
incident en hij geen rapporten heeft gekregen. Klager was op de afdeling aan het bellen toen het personeel hem vertelde dat zijn medicatie zou worden afgebouwd. Hij is boos geworden omdat medegedetineerden dit konden horen. Hij heeft nooit een probleem
gehad met zijn medicijnen. Hij wilde zelf valium. Op maandagmiddag kreeg klager te horen dat hij de dag erna naar de p.i. Vught zou worden overgeplaatst. Er was geen tijd om alles fatsoenlijk uit te leggen aan klager. Klager leest maanden later dat al
eerder bekend was dat hij zou worden overgeplaatst. Volgens klager is de selectiebeslissing met heel veel vertraging aan hem uitgereikt. Hij vindt de hele gang van zaken heel onrechtvaardig. Hij krijgt steeds brieven te laat, waardoor procedures in de
soep lopen. Klager heeft uiteindelijk ongeveer tweeënhalve maand ten onrechte in het PPC verbleven, terwijl hij niet psychisch gestoord of manisch is. Hij verblijft inmiddels weer op een afdeling met een regime van algehele gemeenschap in de p.i.
Hoogeveen. Hij zit in het klussenteam en is afdelingsreiniger. Door de hele gang van zaken is zijn kans op detentiefasering verkeken.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. In het Psycho Medisch Overleg is besloten om te kijken naar mogelijkheden om de medicatie van klager af te bouwen. Een
sociaal psychiatrisch verpleegkundige heeft dit in een gesprek aan klager medegedeeld. Hierop heeft klager gereageerd door aan te geven “dan zie je de gevolgen wel”. De medische dienst kreeg dezelfde dag te horen dat klager met alle medicatie wilde
stoppen, behalve met methadon. Gelet op klagers agressie hebben de inrichtingsarts en de psychiater in het PMO geadviseerd om klager over te plaatsen naar een PPC om zo zijn medicatie in een meer gestructureerde omgeving af te bouwen. Op 26 januari
2012
is daarom een selectievoorstel verstuurd naar de selectiefunctionaris. De directeur heeft alleen een advies gegeven, de selectiefunctionaris heeft over de overplaatsing beslist. De selectiebeslissing van 27 januari 2012 is diezelfde dag aan klager
uitgereikt. Aan hem is verteld dat hij binnen zeven dagen in bezwaar kan gaan bij de selectiefunctionaris. Op 30 januari 2012 is klager verteld dat hij de volgende dag zal worden overgeplaatst. Hij begon te schreeuwen en heeft onder meer een magnetron
naar het personeel gegooid. Klager is met behulp van het Interne Bijstandsteam in afzondering geplaatst. Op 31 januari 2012 is klager met extra beveiligd vervoer overgeplaatst naar het PPC van de p.i. Vught.

3. De beoordeling
Het beroep van klager is kennelijk niet gericht tegen de beslissing van de beklagrechter met betrekking tot het beklag onder b (de kwestie van de toiletspullen).
Het door klager ingediende klaagschrift houdt verder in dat het beklag is gericht tegen de gang van zaken omtrent zijn overplaatsing.

Ten aanzien van dat beklag onder a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is onvoldoende aannemelijk geworden dat de selectiebeslissing te laat aan klager is uitgereikt (klager heeft kennelijk
ook tijdig tegen die selectiebeslissing bezwaar gemaakt, op welk bezwaar de selectiefunctionaris op 29 februari 2012 heeft beslist). Ook overigens is niet gebleken dat de directeur onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot de feitelijke gang van
zaken betreffende de overplaatsing van klager naar het PPC van de p.i. Vught. In zoverre is het beroep dus ongegrond.
De beslissing tot overplaatsing is een beslissing van de selectiefunctionaris. Zoals hiervoor al vermeld, heeft klager tegen de desbetreffende beslissing klaarblijkelijk een bezwaarschrift ingediend, welk bezwaar de selectiefunctionaris bij beslissing,
gedateerd 29 februari 2012 ongegrond heeft verklaard. In die beslissing heeft de selectiefunctionaris klager erop gewezen dat een eventueel beroepschrift tegen zijn beslissing diende te worden ingediend bij de Raad voor de Strafrechtstoepassing en
Jeugdbescherming (RSJ).
Het schriftelijk stuk met het stempel “Beklagformulier PI Vught”dat de onderhavige procedure heeft ingeleid, is niet gedateerd maar is blijkens een inkomststempel op 12 maart 2012 ingekomen bij de administratie van de Commissie van Toezicht. Hoewel de
tekst duidelijker had kunnen zijn en op zichzelf voor meer uitleg vatbaar is, terwijl het stuk niet is gericht aan de RSJ, is de beroepscommissie van oordeel dat bedoeld stuk aldus moet worden begrepen dat het in elk geval mede is gericht tegen de
overplaatsingsbeslissing als zodanig en dus (mede) bedoeld was als een beroepschrift tegen genoemde beslissing van de selectiefunctionaris op het bezwaar. Daarvoor pleit ook de datum van inkomst van het stuk dat kennelijk tijdig, binnen de
beroepstermijn, is ingediend; dit terwijl de overplaatsing zelf al op 31 januari 2012 had plaatsgevonden, zodat klachten tegen de feitelijke gang van zaken daarbij al veel eerder hadden moeten worden ingediend. Het voorgaande brengt mee dat klagers
stuk
had dienen te worden doorgezonden naar de RSJ, opdat de beroepscommissie als bedoeld in art. 73 van de Pbw over de beslissing van de selectiefunctionaris tot overplaatsing zou oordelen. De beroepscommissie tekent bij het voorgaande wel aan dat klager
zijn bedoelingen had kunnen verduidelijken als hij op 12 juli 2012 ter zitting in Hoogeveen was verschenen, alwaar hij op zijn beklag zou worden gehoord. Op die zitting is hij echter niet verschenen.
Wat daar echter van zij, in aanmerking genomen dat klager intussen weer in een regime van algehele gemeenschap verblijft en een tegemoetkoming in het inleidend stuk van klager niet is gevraagd, zou een verwijzing van de zaak in dit stadium naar de
beroepscommissie als bedoeld in art. 73 van de Pbw slechts tot een niet-ontvankelijkheid van het beroep kunnen leiden, zodat de beroepscommissie thans voor een zodanige verwijzing geen grond ziet.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover in beroep aan de orde.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 4 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven