Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3107/GV, 8 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:08-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3107/GV

betreft: [klager] datum: 8 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 1 oktober 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, mr. S.R.C. Polderman, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Omdat zij niet over de stukken beschikte
heeft zij uitstel verkregen voor het indienen van de gronden. Deze zijn op 2 november 2012 op het secretariaat ontvangen. De selectiefunctionaris is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De reactie is op 15 november 2012 op het secretariaat
ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Op 29 augustus 2012 is een eerdere verlofaanvraag van klager behandeld door de commissie van toezicht, die heeft geoordeeld dat de onttrekking van 15 november 2011 te gedateerd is om klager tegen te
werpen. Op 24 september 2012 heeft klager wederom een verlofaanvraag ingediend., waarbij eerder genoemde onttrekking wederom reden voor afwijzing was. Klager verdient een nieuwe kans om met verlof te gaan, de eerdere onttrekking mag hieraan niet in de
weg blijven staan. Politie, bsd en de TR-begeleider zijn positief Klager laat zien te werken aan zijn terugkeer in de maatschappij, door deel te nemen aan diverse trainingen. Onduidelijk is waar de bezwaren van het openbaar Ministerie, te weten vrees
voor confrontatie met de slachtoffers en vrees voor herhaling, op gebaseerd zijn. Klager kan gedurende zijn verlof bij zijn zus in Schiedam verblijven. Zijn gedrag in de inrichting is naar behoren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich op 15 november 2011 onttrokken aan zijn detentie door niet terug te keren na een tijdelijk verlaten van de inrichting. Dit vormt een forse contra-indicatie voor het verlenen van verlof. In de nadere reactie op de gronden van het
beroep
is daaraan toegevoegd dat de huidige ontslagdatum thans is bepaald op 18 mei 2013. De meergenoemde onttrekking betekent niet dat klager in het geheel niet meer voor algemeen verlof in aanmerking komt, maar in deze fase van de detentie wordt ze nog als
contra-indicatie aangemerkt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Dordrecht heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen verlofverlening vanwege recidivegevaar en mogelijke confrontatie met slachtoffers.
De politie heeft geen bezwaar.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens diefstal met geweld. Aansluitend dient hij gevangenisstraffen van in totaal 21 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 7 februari 2013.
Aansluitend dient hij eventueel een vervangende hechtenis taakstraf van 10 dagen, subsidiaire hechtenis van in totaal 68 dagen en 22 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds
het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij stelt vast dat klager zich op 15 november 2011 aan zijn detentie heeft onttrokken. Gelet op klagers v.i.-datum oordeelt de beroepscommissie dat het belang
van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf vooralsnog zwaarder dient te wegen dan klagers belang bij het verkrijgen van verlof. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat – ondanks het positieve advies van de
politie en de inrichting – een afwijzing van klagers verlofaanvraag bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet
als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven