Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3158/GB, 3 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3158/GB

Betreft: [klager] datum: 3 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 23 november 2012 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar unit 1 van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 2 mei 2012 gedetineerd. Hij verbleef in het PPC locatie Maastricht. Op 27 juli 2012 is hij overgeplaatst naar unit 1 van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft op 23 augustus 2012 aan de selectiefunctionaris verzocht om overplaatsing naar een behandelinrichting. De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek aangemerkt als een bezwaarschrift tegen zijn overplaatsing van het PPC locatie Maastricht
naar Vught en ook zo behandeld.
Klager is op 29 augustus 2012 onherroepelijk veroordeeld tot de ISD-maatregel. Hij is op 20 november 2012 akkoord gegaan met een onderzoek bij het NIFP. Klager heeft een aantal klachten ingediend tegen drie opgelegde disciplinaire straffen in juli
2012.
Deze klachten moet de beklagcommissie van het PPC locatie Maastricht nog behandelen. Klager heeft nooit de intentie gehad om het personeel wat aan te doen. Zo iets is ook niet gebeurd. Klager vraagt voorts om een tegemoetkoming.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is bekend met agressief gedrag. Aanvankelijk dacht men dat dit voortkwam uit psychiatrische problemen. Daarom is klager in het PPC locatie Maastricht geplaatst. In zeer ernstige mate ging klager door met agressief gedrag. De psychiater heeft
geconstateerd dat klager niet heeft gehandeld vanuit een psychiatrisch ziektebeeld. Klager kon als handelingsbekwaam worden beschouwd. Een langer verblijf in een PPC was dus niet noodzakelijk. Gezien klagers reguliere verblijf in de locatie Havenstraat
te Amsterdam, waar hij ook agressief was, in combinatie met zijn gewelddadige gedrag in het PPC locatie Maastricht, was een plaatsing in een regulier regime niet mogelijk. Besloten is om klager in een beheersproblematische gedetineerdenregime te
plaatsen.

3.3. De directeur van het PPC locatie Maastricht heeft klager voorgesteld voor herselectie. Uit het selectieadvies van 26 juli 2012 van het PPC locatie Maastricht volgt dat klager op 15 juli 2012 heeft getracht het afdelingspersoneel aan te vallen
door met een pan met eten naar het personeel te gooien. Ook is naar het personeel gespuugd. Een medegedetineerde van het PPC locatie Maastricht heeft klager toen in bedwang gehouden. Na dit incident heeft klager zijn kamer vernield, waarop hij twee
weken in een strafcel is opgesloten. Tijdens die straf heeft klager de camera afgeplakt, geürineerd op de vloer en bleef hij de spanning opzoeken met het personeel. Op 20 juli 2012 heeft klager trappende en slaande bewegingen gemaakt richting het
personeel. Het personeel heeft erger weten te voorkomen door adequaat op te treden. Toen is een tweede disciplinaire straf opgelegd voor de duur van twee weken. Vanwege voornoemd gedrag is er crisisberaad geweest. De psychiater acht klager wil- en
handelingsbekwaam en heeft vermeld dat er geen sprake is van een psychiatrisch toestandsbeeld. De behandelcoördinator heeft geoordeeld dat klagers aanwezigheid in het PPC ontwrichtend werkte en dat hij hier niet langer terecht kon.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie constateert dat klager bij brief van 22 augustus 2012 heeft verzocht om overplaatsing naar een forensisch psychiatrische kliniek. De selectiefunctionaris heeft dit verzoek kennelijk aangemerkt als bezwaarschrift tegen de
overplaatsing vanuit het PPC Maastricht naar Unit 1 van de p.i. Vught en dit ongegrond verklaard. De beroepscommissie gaat voorbij aan het gegeven dat de selectiefunctionaris niet uitdrukkelijk ingaat op het verzoek van de gedetineerde. Inhoudelijk aan
de orde is de vraag of klager – nog – geïndiceerd is voor plaatsing in een PPC of een forensisch psychiatrische kliniek.

4.2. Voor wat betreft de beslissing klager in een inrichting met een individueel regime te plaatsen overweegt de beroepscommissie als volgt. Unit 1 van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid
beveiligingsniveau. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime
noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet
in
staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. Gezien de inhoud van het selectieadvies en de daarin genoemde incidenten overweegt de beroepscommissie dat klager niet geïndiceerd is voor een verblijf in een PPC en evenmin voor plaatsing in een forensisch psychiatrische kliniek. De beslissing
om klager over te plaatsen naar Unit 1 kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 3 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven