Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2289/GA, 3 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2289/GA

betreft: [klager] datum: 3 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.K. Cheng, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 juli 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Tafelbergweg te Amsterdam, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. W.K. Cheng, gehoord. De directeur heeft bij brief 30 november 2012 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het feit dat klagers (statiegeld)flessen in beslag zijn genomen (beklagnummer
T 2012/48);
b. het feit dat klager, tijdens zijn verblijf in een afzonderingscel, zijn medicatie op drie dagen niet tijdig verstrekt heeft gekregen (beklagnummer T 2012/49).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager gebruikt flessen gevuld met water als gewichten om mee te trainen. Klager had deze flessen op het moment van de inbeslagname ruim een
jaar op zijn cel en hij is er nooit op gewezen dat hij de flessen niet op cel mocht hebben. Tijdens eerdere celinspecties zijn de flessen niet in beslag genomen. In de inrichting is het toegestaan om statiegeldflessen met frisdrank, die in de
inrichtingswinkel kunnen worden gekocht, op cel te hebben. Aan het aantal flessen is geen maximum gesteld. Nadat klager een aantal klachten had ingediend tegen de inrichting, werd het hem opeens verboden de flessen op cel te hebben. Andere
gedetineerden
mogen wel flessen, om mee te trainen, op hun cel houden. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Klager vraagt om teruggave van de flessen dan wel de vergoeding van het statiegeld. Desgevraagd antwoordt klager dat hij zes tot acht flessen met een
inhoud van anderhalve liter op zijn cel had en dat een eventuele vergoeding van het statiegeld ongeveer € 3,= tot € 4,= bedraagt.
Tijdens klagers verblijf op de afzonderingscel heeft hij op drie dagen zijn medicatie pas om 9.30 uur gekregen, terwijl de verstrekking om 8.00 uur had moeten plaatsvinden. Klager krijgt dagelijks een kleine hoeveelheid methadon verstrekt. Hij heeft er
geen bezwaar tegen als zijn medicatie iets later wordt uitgereikt dan is voorgeschreven, maar als hij de medicatie echt behoorlijk te laat (anderhalf uur) krijgt, wordt hij onrustig. Het te laat verstrekken van medicatie gebeurt regelmatig. Verwezen
wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk 11/2430/GA. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat medicatie in ieder geval niet later dan een uur na de voorgeschreven tijd moet worden uitgereikt. Klager heeft op drie dagen langer dan een
uur moeten wachten voordat hem zijn medicatie werd uitgereikt. Ook op zijn celoproepen werd niet gereageerd. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit hetgeen ter zitting is aangevoerd en uit bijlage H van de huisregels van de locatie Tafelbergweg, waaruit blijkt dat gedetineerden de artikelen die op de winkellijst
staan vermeld op cel mogen hebben, maakt de beroepscommissie op dat het gedetineerden in de regel is toegestaan om (statiegeld)flessen met daarin bijvoorbeeld frisdrank, die kunnen worden gekocht in de inrichtingswinkel, op cel te hebben. Het is de
beroepscommissie niet gebleken dat in de inrichting een algemeen beleid wordt gevoerd, op grond waarvan het gedetineerden niet is toegestaan om lege flessen op cel te hebben en om deze te vullen met water. Tevens is niet gebleken van concrete feiten en
omstandigheden ten aanzien van klager op basis waarvan de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het, in verband met de orde en veiligheid in de inrichting, nodig was om klagers statiegeldflessen in beslag te nemen. Gelet op het
vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klagers statiegeldflessen in beslag te nemen, dient te worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak
van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 3,=. Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming is de beroepscommissie ervan
uitgegaan dat er zes statiegeldflessen van klager in beslag zijn genomen.

Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 3,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 3 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven