Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3128/TA, 14 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3128/TA

betreft: [klager] datum: 14 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 september 2012 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, voor zover in beroep van belang, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.E. Calis.

De vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting was verhinderd om ter zitting te verschijnen en heeft om aanhouding van de behandeling van de zaak gevraagd. Dit verzoek is op voorhand door de voorzitter van de beroepscommissie niet gehonoreerd.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. (het uitblijven van) de behandeling van klager en b. beslissingen tot beperking van klagers bewegingsvrijheid van 26 januari 2012, 20 maart 2012, 16 april 2012, 15 mei 2012, 16 mei 2012 en 23 mei 2012.

De beklagcommissie heeft klager ter zake van het beklag vermeld onder a. niet-ontvankelijk verklaard en het beklag vermeld onder b. op formele gronden gegrond verklaard, ter zake een tegemoetkoming van € 25,= toegekend en voor het overige het beklag
ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep heeft geen betrekking op de interne overplaatsing van klager, maar betreft a. (het uitblijven van) de behandeling van klager en de onder b. vermelde beperkingen die zijn opgelegd in de oranje en oranje plus fase.
Klager heeft hepatitis B. Als hij softdrugs rookt, heeft hij waarden van 1300 tot 1400 of meer. Als hij een score van 170 heeft, duidt dit niet op bijgebruik. Bijgebruik wordt betwist. In verband met hepatitis B c.q. problemen met de lever duurt het
bij
klager langer voordat de THC via de urine het lichaam verlaat. Klager was heel ziek in die periode. Klager heeft niet direct beklag ingediend. Hij weet dat hij binnen zeven dagen beklag moet indienen. Hij is op 17 april 2012 bij de maandcommissaris
geweest die getracht heeft te bemiddelen. Klager gebruikt softdrugs, omdat dat de pijn verzacht. Hij gebruikt medicatie vanaf zijn elfde en reageert daar hevig op.
De raadsvrouw heeft verwezen naar het telefonisch contact met een klinisch chemicus op 6 juni 2012 waarvan het verslag bij de op 28 november 2012 overgelegde stukken is gevoegd. De klinisch chemicus heeft in dat gesprek verklaard dat, indien er sprake
is van evidente leverproblematiek, het lichaam mogelijk meer moeite zal hebben om cannabis uit te scheiden.
De raadsvrouw zal contact opnemen met de inrichting om het bovenstaande te bespreken. Het telkens opleggen van beperkingen heeft gevolg voor klagers resocialisatie.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep schriftelijk gepersisteerd bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken en het onderzoek ter zitting voldoende ingelicht. Mede gelet op de aard van de hierna volgende beslissing wijst zij het verzoek van de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting om
aanhouding van de behandeling van het beroep af.

Met betrekking tot a. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot b. stelt de beroepscommissie vast dat uit de stukken
is vast komen staan dat op geen van de door klager genoemde data een beslissing door of namens het hoofd van de inrichting tot beperking van klagers bewegingsvrijheid is genomen. Derhalve is geen sprake van (een) beklagwaardige beslissing(en) als
vermeld in de artikelen 56 en 57 van de Bvt.
De beroepscommissie zal ambtshalve de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag.

Overigens heeft klager op 17 april 2012 een bemiddelingsgesprek gevoerd met de maandcommissaris en vervolgens voor het eerst beklag ingediend op 5 juni 2012 dat op 14 juni 2012 is ontvangen, hetgeen, indien er wel sprake zou zijn van (een)
beklagwaardige beslissing(en) duidt op overschrijding van de in artikel 58, vijfde lid, van de Bvt vermelde termijn.

De beroepscommissie geeft ter overweging aan de inrichting zich positief op te stellen tegenover een verzoek van klagers raadsvrouw tot het voeren van een gesprek over het door de raadsvrouw gestelde verband tussen klagers ziekte en de bij klager
geconstateerde THC-waarden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij vernietigt met betrekking tot b. de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart in zoverre klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven