Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2999/GA, 13 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:13-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2999/GA

betreft: [klager] datum: 13 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Limburg-Zuid, locatie Sittard,

gericht tegen een uitspraak van 14 september 2012 van de beklagcommissie bij de p.i. Limburg-Zuid, locatie Sittard, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om verlof van 10 tot 12 augustus 2012.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en bepaald dat - als tegemoetkoming - aan klager een extra verlof wordt toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
In de bestreden beslissing is opgenomen dat klagers raadsman ter ondersteuning van klagers standpunt stukken heeft overgelegd. Deze stukken zijn echter vier dagen na de behandeling ter zitting overgelegd. De directeur heeft hiervan geen kennis gehad
ten
tijde van het nemen van de bestreden beslissing.
Vanuit de inrichting is er wel degelijk onderzoek verricht naar de openstaande strafzaak van klager. Een medewerker van het BSD heeft contact gehad met het Openbaar Ministerie en daarbij bleek dat klager gedagvaard is. Inhoudelijk is er niets over de
zaak medegedeeld. Wel bleek dat de einddatum niet te bepalen was. Dit heeft er toe geleid dat de verlofaanvraag is afgewezen.
Voorts treedt de beklagcommissie in de bevoegdheid die aan de directeur is voorbehouden door te bepalen dat klager een extra verlof toekomt.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Geen van de weigeringsgronden uit de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de regeling) is op klager
van toepassing. Dat klager in twee zaken in hoger beroep is vormt geen reden voor een afwijzing van zijn aanvraag om algemeen verlof.
De aangevoerde openstaande zaak betreft een strafzaak waarvoor klager medio juli 2010 twee dagen in voorarrest heeft gezeten. De zaak is in september 2011 voorgekomen bij de rechtbank Den Haag en de behandeling is voor onbepaalde tijd aangehouden. Niet
aannemelijk is dat de zaak voor de huidige einddatum van klagers detentie (29 maart 2013) behandeld zal worden.

3. De beoordeling
Een (negatieve) voorwaarde om voor verlof in aanmerking te komen is te vinden in artikel 14 van de Regeling. Blijkens de toelichting op dit artikel mag een gedetineerde, om in aanmerking te kunnen komen voor algemeen verlof, niet verwikkeld zijn in
gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven. In het onderhavige geval is de behandeling van een nog openstaande zaak laatstelijk door de rechtbank op 16 september 2011 voor onbepaalde tijd
aangehouden en is op dit moment nog niet bekend wanneer een volgende zitting zal plaatsvinden. Daarnaast zijn er nog twee zaken waarover in hoger beroep nog een procedure gaande is. Onder deze omstandigheden staat het de directeur niet vrij om klager
gelet op de lopende strafzaak niet in aanmerking te laten komen voor verlening van verlof. De directeur heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat de behandeling van deze zaken vóór de einddatum van klagers huidige detentie zal plaatsvinden en dat er
zodanige uitspraken zullen volgen dat daarmee de einddatum van klagers detentie zal verschuiven.
Nu verder niet is gesteld of gebleken of voldoende aannemelijk geworden dat zich een van de contra-indicaties als bedoeld in artikel 4 van de Regeling voordoet, dient klager naar het oordeel van de beroepscommissie in aanmerking te komen voor verlof.
De
afwijzing door de directeur van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting moet mitsdien bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in onderling verband en samenhang bezien als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep van de directeur tegen de beslissing van de beklagcommissie zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard. Anders dan de beklagcommissie in de uitspraak heeft bepaald, namelijk dat aan klager een extra verlof wordt toegekend, zal de
directeur
worden opgedragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Nu de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke beslissing van de directeur ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover dit betrekking heeft op de gegrond verklaring van de klacht.
Zij bepaalt verder dat de directeur binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing zal nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven