Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3489/GV, 19 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3489/GV

betreft: [klager] datum: 19 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 november 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om samen met zijn familie een bezoek te brengen aan het graf van zijn overleden vader. Het negatieve advies van de inrichting is met name gebaseerd op het
negatieve advies van de politie. De politie heeft echter alleen informatie ingewonnen bij klagers ex-vrouw. Deze informatie is inmiddels gedateerd, aangezien klagers kinderen inmiddels uit huis zijn geplaatst en nu bij de zus van klager wonen. Verder
is
klagers ex-vrouw inmiddels uit Nederland vertrokken. Zij schijnt zich in Litouwen te hebben gevestigd. De omstandigheid dat hij een lang strafrestant heeft, kan volgens klager evenmin reden vormen om zijn verzoek af te wijzen. Zijn lange strafrestant
maakt de noodzaak tot incidenteel verlof alleen maar groter. Ten slotte voert klager aan dat in de belangenafweging dient te worden betrokken dat hij fors is gestraft. Hij heeft in Roemenië een gevangenisstraf van vijftien jaar opgelegd gekregen voor
de
handel in drugs. Klager zou in Nederland een veel lagere straf hebben gekregen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om onbegeleid verlof om samen met zijn familieleden het graf van zijn vader te bezoeken. Klagers vader is overleden toen klager was gedetineerd in
Roemenië. De politie heeft echter aangegeven geen vertrouwen te hebben in een goed verloop van het verlof wanneer klager zonder begeleiding de inrichting zou verlaten. Volgens de politie zijn er veel problemen in de privésfeer in verband met klagers
ex-vrouw en hun kinderen. Verwacht wordt dat klager zijn ex-vrouw en zijn kinderen zal opzoeken. De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught heeft negatief geadviseerd in verband met het negatieve advies van de politie en klagers lange
strafrestant. De Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) heeft aangegeven dat zij het verlof niet kunnen begeleiden als er familie bij is, omdat dit zeer moeilijk is te beveiligen. Het verlof kan wel begeleid worden indien klager alleen naar het graf
van
zijn vader zou toegaan. Klager kan daartoe een verzoek indienen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met klagers strafrestant en het negatieve advies van de politie.
De officier van justitie heeft aangegeven niet te adviseren omdat het een zaak in het kader van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) betreft.
De politie heeft aangegeven op zich geen bezwaar te hebben tegen vrijheden, maar geen vertrouwen te hebben in een goed verloop van het verlof wanneer klager zelfstandig, zonder begeleiding, de inrichting zou verlaten. Volgens de politie zijn er veel
problemen in de privésfeer vanwege de ex-vrouw van klager en hun kinderen. De politie verwacht dat klager zijn ex-vrouw en hun kinderen zal gaan opzoeken met alle mogelijke vervelende gevolgen van dien.

3. De beoordeling
Aan klager is in Roemenië een gevangenisstraf opgelegd van vijftien jaar, wegens een drugs gerelateerd delict. In het kader van een WOTS-procedure is hij op 3 april 2012 overgeplaatst naar Nederland. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of
omstreeks 17 november 2018. Aansluitend dient hij een subsidiaire hechtenis van zes dagen te ondergaan.

Krachtens artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is. Incidenteel verlof kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. Op grond van artikel 24 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een ouder. Het bezoek kan
bestaan uit een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium.

Klagers vader is op 25 oktober 2009 overleden. Klager was op dat moment gedetineerd in Roemenië en heeft geen afscheid kunnen nemen van zijn vader. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, zodat hij samen met zijn familieleden het graf van zijn
vader kan bezoeken. Blijkens het advies vrijheden van 31 oktober 2012 heeft de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) aangegeven dat zij het bezoek aan het graf niet kan begeleiden met klagers familie erbij, omdat dit zeer moeilijk te beveiligen is.
Klager heeft aangegeven dat hij alleen onbegeleid met verlof wil, omdat hij samen met zijn familie het graf wil bezoeken.

Hoewel de beroepscommissie de wens van klager om het graf van zijn vader samen met zijn familie te bezoeken begrijpt, is zij van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris om klager geen onbegeleid incidenteel verlof te verlenen, niet als
onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat DV&O heeft aangegeven dat een bezoek aan het graf met klagers familieleden erbij niet wordt begeleid en de politie negatief heeft geadviseerd ten aanzien van een
onbegeleid bezoek aan het graf. Dat, zoals klager stelt, zijn ex-vrouw in het buitenland verblijft, is niet feitelijk onderbouwd. Bovendien geeft klager aan dat zijn kinderen bij zijn zus wonen. Gelet op het voorgaande zal het beroep dan ook ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven