Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3135/GM, 18 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:18-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3135/GM

betreft: [klager] datum: 18 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 26 september 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 november 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. Keizer, en [...], medisch manager F.M.M.U. namens de inrichtingsarts.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 22 augustus 2012, betreft het niet verstrekt krijgen van een matras.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd. Klager meent recht te hebben op een matras in de strafcel vanwege zijn cirrose. Het betreft overigens geen levercirrose, zoals vermeld wordt. De medische dienst heeft daaraan voorheen altijd meegewerkt. Drie maal
eerder heeft klager namelijk wel een matras gekregen gedurende zijn verblijf in de strafcel. De vierde keer niet. Bij de vijfde keer waren zijn ribben zwaar gekneusd en daardoor heeft hij nachten niet geslapen. Hij had veel pijn en kon overdag dus
alleen op de grond liggen. Pas om 17.00 uur kreeg klager een matras. Er is dagelijks iemand van de medische dienst langs geweest.
Klager ging voorheen naar de fysiotherapeut. Dat doet hij nu niet meer. Wel heeft hij crème gekregen en doet hij oefeningen.

Namens klager is daaraan het volgende toegevoegd. Klagers aandoening cirrose leidt tot veel pijnklachten. Daarnaast is bij klager een ernstige verkromming van de rug vastgesteld.
Daar komt nog bij dat klager, als gevolg van een incident enkele dagen voorafgaand aan zijn strafcelplaatsing, pijn had in zijn linkerzij. De weigering klager overdag een matras te verstrekken was daarom onredelijk.

Overigens blijkt ook niet dat de verzoeken van klager om overdag een matras verstrekt te krijgen door de medische dienst zijn doorgespeeld aan de directeur, waardoor deze geen belangenafweging als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de regeling Straf-
en Afzonderingscel Penitentiaire Inrichtingen heeft kunnen maken.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen. Op 24 augustus 2012 is klager in de strafcel door een arts onderzocht. De verstrekking van speciale matrassen gaat momenteel anders dan voorheen. Bij klager was er geen medische indicatie
voor een speciaal matras, evenmin was er een indicatie hem overdag in de strafcel een matras te verstrekken.

3. De beoordeling
Uit de stukken, waaronder het medisch dossier, en het verhandelde ter zitting leidt de beroepscommissie af dat voldoende aannemelijk is geworden dat klager melding heeft gemaakt van zijn fysieke problemen ten tijde van de plaatsing in de strafcel op
grond waarvan hij meende aanspraak te kunnen maken op het hebben van een matras overdag. Vastgesteld kan worden dat de klachten van klager zijn onderzocht en dat op basis daarvan geconcludeerd is dat klager geen aanspraak kon maken op een matras voor
overdag. Niet betwist wordt dat klager enige fysieke problemen had, maar er zijn geen aanwijzingen dat deze problemen zodanig waren dat klager om medische gronden een matras verstrekt had dienen te krijgen.
Voor zover de raadsman van klager zich er ter zitting op beroepen heeft dat niet gebleken is dat de medische dienst klagers verzoek voorzien van een advies zou hebben doorgespeeld naar de directeur, die dan zijn eigen belangenafweging had kunnen maken,
merkt de beroepscommissie op dat deze eerst in dit stadium van de procedure naar voren gebrachte beroepsgrond bij de beoordeling van de klacht niet kan worden meegenomen.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 18 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven