nummer: 12/2685/GA
betreft: [klager] datum: 10 december 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 16 augustus 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2012, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager en [...] plaatsvervangend vestigingsdirecteur.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens een vermoeden van inslikken van contrabande.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager stelt geen uitnodiging voor de zitting van de beroepscommissie te hebben ontvangen.
Klager is op 20 mei 2012 rond 14.00 uur uit de bezoekzaal gehaald en overgebracht naar een isolatiecel. Diezelfde dag rond 16.00 uur is de directeur gekomen op klager te horen. Voorafgaand aan de plaatsing in de isolatiecel is klager gevisiteerd en
toen
is niets gevonden. Twee dagen later is in de isolatiecel contrabande gevonden. Klager was ervan op de hoogte dat de camera in de isolatiecel aanstond. Klager verbleef in een eenpersoonscel. Klager ontkent dat de verslagen van 20 mei 2012 aan hem zijn
medegedeeld. Klager is via de intercom uitgescholden door het personeel.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op verzoek van de beroepscommissie legt de directeur twee schriftelijke verslagen van 20 mei 2012 over. Uit het ene verslag blijkt dat klager van zijn bezoek iets aannam, naar zijn mond bracht en doorslikte. Uit het andere verslag blijkt dat op de
camerabeelden van de isolatiecel is gezien dat klager met een snelle handbeweging van zijn broekzak naar zijn mond ging toen een bewaarder op het punt stond de cel binnen te treden. Ook is gezien dat klager iets uit zijn anus haalde en in zijn zakken
deed. Beide verslagen zijn klager medegedeeld.
Diezelfde dag is klager een disciplinaire straf opgelegd. Er is geen beschikking opgemaakt van cameraobservatie. Niet in alle isolatiecellen zijn er camera‘s. Zodra wordt vermoed dat een gedetineerde contrabande heeft ingeslikt wordt hij in afzondering
geplaatst met cameratoezicht voor zijn eigen veiligheid. In klagers geval is aan een directielid toestemming gevraagd klager in afzondering te plaatsen.
3. De beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de uitnodiging voor de zitting van de beroepscommissie op 2 oktober 2012 is verzonden aan klager.
Op 20 mei 2012 is tijdens het bezoekmoment door het personeel waargenomen dat klager iets van zijn bezoek aannam en doorslikte. Klager is daarop omstreeks 14.40 uur in afzondering geplaatst op grond van artikel 24, vierde lid, Pbw, het zogenaamde
bewaardersarrest. Klager is in de afzonderingscel onder cameratoezicht geplaatst. Ingevolge artikel 57, eerste lid onder i, Pbw dient de gedetineerde te worden gehoord alvorens de directeur beslist tot observatie middels een camera. Ingevolge artikel
58, eerste lid, Pbw dient de beslissing tot cameraobservatie onverwijld schriftelijk te worden medegedeeld. Klager is in dit geval niet gehoord omtrent het voornemen tot observatie met behulp van een camera. Er is geen besluit tot cameraobservatie
opgemaakt.
Vervolgens is op 20 mei 2012 om 16.30 uur een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel opgelegd. Deze disciplinaire straf is opgelegd op grond van de verslagen van 20 mei 2012, waarin is geconstateerd dat klager iets van zijn
bezoek aannam en doorslikte respectievelijk waarin het personeel via de monitor heeft geconstateerd dat klager iets uit zijn broekzak haalde en in zijn mond bracht. Nu klager vooraf niet is gehoord en hem geen schriftelijke mededeling is uitgereikt met
betrekking tot de cameraobservatie kan dit laatste verslag van 20 mei 2012 niet als grondslag dienen voor de oplegging van de disciplinaire straf.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat bij het bepalen van de redelijkheid van de opgelegde disciplinaire straf de waarneming via de camera buiten beschouwing moet blijven, nu klager daarover niet is gehoord en de daarvoor
benodigde schriftelijke mededeling niet is opgemaakt. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid een disciplinaire straf heeft kunnen opleggen op basis van de waarneming van de bezoekzaal. De opgelegde disciplinaire straf acht
zij voor uitsluitend dat feit te hoog. Naar het oordeel van de beroepscommissie had kunnen worden volstaan met een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel.
Het beroep zal daarom voor zover de aan klager opgelegde disciplinaire straf de duur van drie dagen te boven gaat gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal voor het overige het beroep ten aanzien van de beslissing tot oplegging van de
disciplinaire straf ongegrond verklaren.
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 40,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de aan klager opgelegde disciplinaire straf de duur van drie dagen te boven gaat, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij
verklaart het beklag voor het overige ongegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem Broos en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 10 december 2012
secretaris voorzitter