Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1052/GA, 17 augustus 2011, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1052/GA

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F. Schadd, namens

[A], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 4 april 2011 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juli 2011, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord namens klager zijn raadsman voornoemd en [B], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught.
Klager, die inmiddels Nederland is uitgezet, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
- 362: een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen ingaande 10 februari 2011 en eindigend op 24 februari 2011 in verband met klagers betrokkenheid bij de voorbereiding van een ontvluchting;
- 301: de externe tenuitvoerlegging van die ordemaatregel op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.);
- 401: verlenging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering op de l.a.a. met 14 dagen ingaande 24 februari 2011 en eindigend op 10 maart 2011 in afwachting van overplaatsing naar een vervolginrichting.

De beklagcommissie heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beslissing om klager in afzondering te plaatsen is onredelijk. Klager zou betrokken zijn bij de voorbereiding van een ontvluchting. De basis voor deze verdenking is een GRIP-rapport. In dit rapport is echter geen enkele aanwijzing te vinden. Het
enige punt is een gesprek dat het personeel heeft opgevangen tussen [C] en klager. [C] heeft de directeur getipt. Bij het horen van [C] heeft deze gezegd dat het gesprek tussen hem en klager als stoere bajespraat moet worden opgevat. Klager had nog
maar
een kort strafrestant. Het advies in het GRIP-rapport strekt tot plaatsing van betrokkenen in een kleine setting, niet in afzondering.
Ten aanzien van de verlenging van de afzondering geldt hetzelfde. Het is onbegrijpelijk dat klager niet kon worden teruggeplaatst, want zijn cel stond leeg. Twee weken later kon het wel. De afzondering is verlengd in afwachting van de beslissing van de
selectiefunctionaris. Dat is onvoldoende grond voor een zo zwaarwegende maatregel. Er heeft geen redelijke belangenafweging plaatsgevonden. In het GRIP-rapport is sprake van twee ontvluchtingsplannen. Klager wordt alleen genoemd in verband met het
eerste plan. Uit het onderzoek komt naar voren dat klager uiteindelijk niet mee mocht. Dan kun je niet spreken van de voorbereiding van een ontvluchting. In het GRIP-rapport staat oude informatie over de uitlevering van klager naar Duitsland. Daar was
onduidelijkheid over.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wordt in twee zaken genoemd: in het gesprek tussen hem en [C] en in het onderzoek naar [D] en [E] die klager uiteindelijk niet mee wilden nemen omdat hij te traag zou zijn.
Er is door het GRIP onderzoek gedaan na de vondst van de spullen in januari 2011 en uit dat onderzoek kwamen ontvluchtingsplannen bij verschillende mensen naar voren.
De gevonden spullen zijn waarschijnlijk te linken aan [D]. [C] verblijft nog steeds in de EBI, dus er is toch wat meer aan de hand. Na het GRIP-rapport is er overleg geweest. Er is toen voor een paar mensen, waaronder klager, een EBI-plaatsing
overwogen. In afwachting daarvan is klager in overleg met de selectiefunctionaris op de l.a.a. geplaatst.
Het stond op dat moment niet vast dat klager niet uitgeleverd zou worden.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid. Aan de orde is de grond onder a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde
of de veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is.
Op grond van artikel 24, derde lid, van de Pbw kan de directeur de afzondering telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak tot afzondering nog bestaat.
In artikel 25 van de Pbw is bepaald dat indien de tenuitvoerlegging van de afzondering in de inrichting of afdeling waarin zij is opgelegd op ernstige bezwaren stuit zij in een andere inrichting of afdeling kan worden ondergaan. De directeur plaatst de
gedetineerde in dat geval in overeenstemming met de selectiefunctionaris over.

De beroepscommissie stelt vast dat er twee aanknopingspunten zijn om klager in verband te brengen met een mogelijke ontvluchting. Het eerste is het op 28 december 2010 opgevangen gesprek tussen klager en [C], waarna [C] is overgeplaatst naar een andere
afdeling van de BGG (beperkt gemeenschapsgeschikte gedetineerden).
Het tweede is dat klagers naam naar voren komt in een onderzoek naar de gedetineerden [E] en [D] Uit dit onderzoek, dat is ingesteld naar aanleiding van op 14 januari 2011 ontvangen informatie, komt naar voren dat [E] en [D] samen willen ontvluchten.
Aanvankelijk zou klager met hen meegaan, maar [E] en [D] hadden hun twijfels omdat klager mogelijk te langzaam zou zijn. Verder staat in een mutatie van de arbeid dat [E] veel in gesprek is met klager. Andere aanknopingspunten zijn er niet.
Het GRIP-rapport dateert van 3 februari 2011 en behelst een onderzoek naar vier gedetineerden. Het advies luidt voor zover hier van belang om plaatsing in de EBI in overweging te nemen, de gedetineerden uit elkaar te plaatsen en te plaatsen in een
kleine setting. Klager heeft al die tijd in de BGG verbleven.

De beroepscommissie is van oordeel dat er, gelet op het vorenstaande, onvoldoende aanwijzingen waren om een plaatsing van klager op de l.a.a. te rechtvaardigen. Zij neemt hierbij ook in aanmerking het tijdsverloop tussen de in december 2010 en januari
2011 ontvangen informatie en de ingangsdatum van de ordemaatregel op 10 februari 2011.
De beslissing van de directeur moet dan ook bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Nu de verlengingsbeslissing voortbouwt op de eerdere beslissing kan ook die verlengingsbeslissing niet in
stand blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en de beklagen zullen alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van na te noemen hoogte worden toegekend, hierbij
wordt voor wat betreft de verlengingsbeslissing in aanmerking genomen dat klager niet de volledige 14 dagen in afzondering heeft verbleven maar op 7 maart 2011 is teruggeplaatst naar de BGG.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de beklagen alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 250,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.M. van Kalmthout en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 17 augustus 2011

secretaris voorzitter

Naar boven