nummer: 12/2856/GA
betreft: [klager] datum: 10 december 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 augustus 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is gehoord klagers raadsman mr. D. Nieuwenhuis.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Roermond is zonder bericht niet verschenen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van tien dagen wegens het vernielen van materiaal en een voorwaardelijke disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een
strafcel zonder televisie.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager ontkent dat hij moedwillig het materiaal heeft kapot gemaakt. Hij zag simpelweg niet dat het boortje, dat zich onderaan de machine bevindt, kapot was. Het feit dat klager duidelijke instructies heeft gekregen, betekent niet dat hij direct met de
machine kon werken. Daarvoor zijn ook technisch inzicht en ervaring nodig. Er is geen sprake van opzettelijke vernieling. De ordemaatregel en de voorwaardelijke straf hadden niet opgelegd mogen worden.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep iet toegelicht.
3. De beoordeling
Uit het verslag van 14 juni 2012 volgt dat klager naar de arbeid is gegaan en wel naar de werkzaal metaal. Bij de controle van de werkzaamheden heeft de werkmeester geconstateerd dat klager met een gebroken boor aan het werk was. Hierop is klager
aangesproken. Klager is verbaal agressief geworden en heeft aangegeven dat hij niet wilde werken “en zeker niet met metaal”. Voorts heeft klager zich negatief uitgelaten over medegedetineerden die wel gemotiveerd zijn. Hierop is verslag aangezegd.
Naar aanleiding van dit verslag heeft de directeur klager gehoord en bepaald dat aan klager een ordemaatregel en een voorwaardelijke disciplinaire straf wordt opgelegd.
Gezien het feit dat klager kennelijk niet geschikt was om arbeid te verrichten op de werkzaal metaal, hij in elk geval instructies niet op de juiste wijze heeft gevolgd waardoor schade is ontstaan en er gezocht moest worden naar een nieuwe arbeidsplek,
overweegt de beroepscommissie dat de directeur in redelijkheid kon beslissen dat klager in afwachting van herindeling voor een nieuwe arbeidsplek van deelneming aan de arbeid uitgezonderd zou worden.
Met betrekking tot de voorwaardelijke disciplinaire straf overweegt de beroepscommissie als volgt. Zonder nadere (schriftelijke) toelichting van de directeur, waaruit zou kunnen blijken dat klager moedwillig arbeidsmateriaal heeft vernield, ontbreekt
naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende grond om ter zake aan klager een disciplinaire straf op te leggen. Het beroep zal in zoverre gegrond verklaard worden. Nu de straf voorwaardelijk is opgelegd en van een tenuitvoerlegging daarvan op
grond van een nieuw feit niet is gebleken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de opgelegde disciplinaire straf gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming
toekomt.
De beroepscommissie verklaart voor het overige het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, J.M.L. Pattijn MSM en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 10 december 2012
secretaris voorzitter