Nummer: 12/3686/SGA
Betreft: [klager] datum: 27 november 2012
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie De Schie te Rotterdam.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 8 november 2012, inhoudende de oplegging van een drietal
toezichtmaatregelen, te weten:
- het opnemen en beluisteren van telefoongesprekken;
- inhoudelijke controle, kopiëren en toezenden van post aan het Gedetineerden recherche informatiepunt (Grip);
- uitgebreide celinspectie;
voor de duur van zes maanden, ingaande op 8 november 2012 en eindigend op 8 mei 2013, zulks in verband met verzoekers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst) met de status verhoogd. Met de bepaling dat
de noodzaak van voortduring van de toezichtmaatregelen maandelijks zal worden getoetst.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 26 november 2012. De secretaris van de beklagcommissie heeft (nog) niet gereageerd op het verzoek van de voorzitter om inlichtingen.
1. De beoordeling
In het verzoekschrift is uitdrukkelijk gesteld dat verzoeker een klaagschrift heeft gezonden aan de beklagcommissie. Gelet daarop acht de voorzitter verzoeker vooralsnog ontvankelijk in zijn verzoek.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder een rapport van het meldpunt Grip van 24 oktober 2012, wordt – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter voldoende aannemelijk dat er (vooralsnog) een noodzaak is voor de aan verzoeker opgelegde toezichtmaatregelen. Nu de directeur een eigen belangenafweging heeft gemaakt, aannemelijk is dat verzoeker is gehoord voorafgaande aan het nemen van
de
bestreden beslissing en de directeur heeft aangegeven dat er maandelijks een toetsing van de noodzaak van voortduring van die maatregelen plaats zal vinden, moet – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - worden geoordeeld dat de
directeur de bestreden beslissing in redelijkheid heeft kunnen nemen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 november 2012.
secretaris voorzitter