Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1746/GA, 5 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1746/GA

betreft: [klager] datum: 5 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 30 mei 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2012, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A. Hoste, kantoorgenoot van klagers raadsman, mr. G.V. van der Bom.
De directeur van de locatie Zuid heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de invoer van een keramische koekenpan.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De koekenpan die in de inrichting werd gebruikt was niet goed meer en het gebruik ervan was ongezond. Het is vaste jurisprudentie dat wanneer een voorwerp noch op de lijst van verboden, noch op de lijst van toegestane voorwerpen staat vermeld, een
deugdelijke motivering door de directeur moet worden gegeven in het geval hij een bepaald voorwerp weigert toe te laten. De beklagcommissie erkent dat er van de directeur een betere motivering had mogen worden verwacht, doch verklaart de klacht
ongegrond vanwege het aan de invoer van eigen kookmateriaal verbonden veiligheidsaspect. Niet is gebleken waar dit veiligheidsaspect uit zou bestaan en hoe dit valt te rijmen met de overige pannen in de inrichting. Op andere afdelingen hebben
gedetineerden wel toestemming gekregen een eigen koekenpan in te voeren.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In hoofdstuk 5.12 van de huisregels wordt kookgerei niet genoemd op de lijst van toegestane voorwerpen. In hoofdstuk 5.13 van de huisregels staat dat indien een gedetineerde zaken wil invoeren die niet op de lijst van toegestane voorwerpen staan, hij
een verzoek tot invoer kan indienen bij het afdelingshoofd. Mede vanwege de veiligheid en overzichtelijkheid worden pannen voor gezamenlijk gebruik van rijkswege verstrekt. De klachten over de kwaliteit van de pannen zijn bekend en inmiddels wordt een
ander type koekenpan op de afdelingen getest.

3. De beoordeling
In artikel 5.12 van de huisregels is een lijst met toegestane voorwerpen opgenomen. Een keramische koekenpan staat niet op deze lijst vermeld. In artikel 5.13 van de huisregels is bepaald dat indien een gedetineerde zaken wil invoeren die niet op de
onder 5.12 vermelde lijst voorkomen, hij daarvoor een verzoek tot toestemming moet richten aan het afdelingshoofd. Tevens staat vermeld dat het verzoek slechts in bijzondere gevallen ingewilligd zal worden. Door klager is aangevoerd dat gedetineerden
die vanuit andere inrichtingen in deze inrichting worden geplaatst wel een pan kunnen invoeren. Wat daarvan ook zij, het verzoek om een koekenpan in te voeren is geen bijzonder geval, zoals vermeld in artikel 5.13 van de huisregels nu op elke afdeling
door de inrichting verstrekt kookgerei aanwezig is. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie op andere gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem Broos en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 5 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven