nummer: 02/567/GA
betreft: [klager] datum: 11 juni 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.Serrarens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 28 januari 2002 van de beklagcommissie bij de gevangenis Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2002, gehouden in de p.i. Over-Amstel te Amsterdam, zijn geen van de partijen verschenen.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat ook gedurende de nacht het licht in de afzonderingscel permanent bleef branden.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens het verblijf van klager in de afzonderingscel bleef ten onrechte ook ’s nachts het licht permanent branden, terwijl daarvoor geen redelijke grond aanwezig was. Klager heeft meerdere malen gevraagd om het licht te doven.
Verder is het niet duidelijk wat de grond voor een observatie geweest zou zijn. Klager is feitelijk ook niet geobserveerd. Bovendien is er blijkens het dossier alvorens is overgegaan tot het toepassen van de maatregel geen adviesingewonnen van de inrichtingsarts.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 4 van de Regeling straf- en afzonderingscel penitantiaire inrichtingen van15 juni 1999, nr. 762711/98/DJI geeft de directeur van een plaatsing in een straf- of afzonderingscel onverwijld kennis aan de arts die aande inrichting is verbonden. De arts of diens vervanger, dan wel in diens opdracht de verpleegkundige, bezoekt de gedetineerde zo spoedig mogelijk in de straf- of afzonderingscel en na de melding, bedoeld in artikel 24, zesde lid,Pbw, regelmatig.
De beroepscommissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat bij klagers plaatsing in de afzonderingscel onverwijld de inrichtingsarts hiervan in kennis is gesteld. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Zij zalklager een tegemoetkoming toekennen van €10,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Schoone, secretaris, op 11 juni 2002.
secretaris voorzitter