Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1672/GA, 19 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1672/GA

betreft: [klager] datum: 19 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 mei 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 oktober 2012, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W.G.M. Kral, gehoord.
De directeur van de p.i. Grave heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde –:
een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van softdrugs.

De beklagcommissie heeft het beklag voor zover in beroep aan de orde ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft voorts een klacht, gericht tegen het niet ter inzage geven van het penitentiair
dossier (Pendossier), gegrond verklaard en daarbij bepaald dat aan klager ter zake van die gegrondverklaring geen tegemoetkoming toekomt. Het beroep is tevens gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie om géén tegemoetkoming toe te kennen.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van de klacht met betrekking tot de oplegging van een disciplinaire straf:
Klager heeft geen verdovende middelen gebruikt. De rapportage van het onderzoekslaboratorium geeft ook geen aanleiding voor een dergelijke veronderstelling. Klager heeft, nadat hem de uitslag was medegedeeld gevraagd om herhalingsonderzoek. Uit het
rapport van het laboratorium komt naar voren dat het herhalingsonderzoek op de zelfde datum zou hebben plaatsgevonden als het primaire onderzoek. Volgens klager is dat in strijd met het daaromtrent bepaalde in de regeling. Klager heeft pas op 26 maart
2012 om een herhalingsonderzoek verzocht. De urineafname vond plaats op 23 maart 2012. De datum van de uitslag is op het rapport niet terug te vinden. Klager heeft de feitelijke uitslagen van het lab niet uitgereikt gekregen. Hij betwist ook de beide
uitslagen. Deze urinecontrole had te maken met een aanvraag voor verlof. Klager heeft het vermoeden dat de inrichting heeft geprobeerd hem tegen te werken ten aanzien van zijn verlof.

Ten aanzien van het niet toekennen van een tegemoetkoming:
Klager is van mening dat hem een tegemoetkoming had moeten worden toegekend. Hij had, in verband met de behandeling van zijn strafzaak, gegevens nodig uit het Pendossier. Hij heeft uiteindelijk wel inzage gekregen maar dat was op een te laat moment.
Hij
kreeg pas op 15 juni 2012 de mogelijkheid om zijn Pendossier in te mogen zien.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep gehandhaafd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag – voor zover in beroep aan de orde –:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard, met bevestiging van de uitspraak van
de
beklagcommissie.

Ten aanzien van de beslissing om géén tegemoetkoming toe te kennen:
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de beslissing van de beklagcommissie om aan klager géén tegemoetkoming toe te kennen. Zij acht voldoende aannemelijk dat klager pas enkele weken na het indienen van het beklag inzage heeft gekregen in
zijn
Pendossier. Dit ongemak rechtvaardigt de toekenning van een financiële tegemoetkoming. De beroepscommissie zal de hoogte daarvan vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van het beklag met betrekking tot de aan klager opgelegde disciplinaire straf en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep gegrond ten aanzien van de beslissing van de beklagcommissie om aan klager géén tegemoetkoming toe te kennen voor het gegrond verklaarde beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en stelt vast dat aan
klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven