Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1492/GA, 19 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1492/GA

betreft: [klager] datum: 19 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2012 van de beklagcommissie bij het PPC locatie Maastricht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 oktober 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. C.J.M. Jansen, en [...], vestigingsdirecteur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Limburg Zuid, en
[...], juridisch medewerker bij voormelde p.i., gehoord.
Klager is niet ter zitting van de beroepscommissie verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen wegens betrokkenheid bij een incident met een medegedetineerde en (kortweg) in verband met klagers
gedrag.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager verblijft inmiddels weer in het PPC Maastricht. Klagers raadsman verzoekt de beroepscommissie de behandeling aan te houden teneinde klager te horen op een nadere zitting.
Klager is van mening dat de beslissing van de beklagcommissie onjuist is. Zijn eigen verklaring ter zitting is niet volledig en onjuist weergegeven in de uitspraak van de beklagcommissie. Het betreft een incident van begin januari 2012. De
ordemaatregel
zou zijn opgelegd in verband met klagers betrokkenheid bij een incident in de inrichting en in verband met klagers psychische gesteldheid. Uit de stukken blijkt evenwel niet wie de beslissing heeft genomen, wanneer deze is genomen en wanneer de
mededeling daarvan aan klager is uitgereikt. Klager was overigens niet de agressor in dit hele verhaal. Klager heeft zich slechts verdedigd. Hij was eerder bedreigd door die gedetineerde en heeft niet disproportioneel gehandeld. Daarbij speelt mee dat
klager een persoonlijkheidsstoornis heeft en in paniek raakt als hij wordt aangevallen. Van dit voorval zijn medewerkers getuige geweest. Dit is namens klager bij de beklagcommissie aangevoerd maar de beklagcommissie heeft daar niets mee gedaan. Klager
is van mening dat de opgelegde ordemaatregel als disproportioneel moet worden aangemerkt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In beginsel worden in het PPC alleen (orde)maatregelen opgelegd. Bij een ordemaatregel wordt dagelijks beoordeeld of de voortzetting daarvan noodzakelijk is. In klagers geval is de volledige termijn van de ordemaatregel ten uitvoer gelegd. Tijdens de
tenuitvoerlegging van de ordemaatregel hebben zich geen nieuwe incidenten voorgedaan. Het is juist dat aan de maatregel een melding en geen verslag ten grondslag ligt. Voor de directeur is niet duidelijk waarom er een melding is opgemaakt en geen
verslag. De bestreden beslissing is genomen door een waarnemend vestigingsdirecteur. De datum van het nemen van die beslissing en het uitreiken van de mededeling bevindt zich in klagers dossier in de inrichting. De directeur kan niets zeggen over
klagers ziektebeeld. Indien in de inrichting een gedetineerde gedrag vertoont zoals klager deed, wordt zijn programma aangepast.

3. De beoordeling
Klagers raadsman heeft verzocht de behandeling aan te houden, teneinde klager te horen op een nadere zitting. De beroepscommissie acht nadere toelichting van de kant van klager niet noodzakelijk waarbij enerzijds in aanmerking wordt genomen dat zijn
raadsman het beroep ten overstaan van de beroepscommissie heeft toegelicht en anderzijds is gelet op hetgeen hierna wordt overwogen en beslist.

Uit de melding van het personeel valt op te maken dat er sprake is geweest van een incident tussen klager en een medegedetineerde. Volgens de melding maakte klager een trappende beweging in de richting van een medegedetineerde, terwijl klager zelf
spreekt van een dansbeweging. Vervolgens zijn klager en de medegedetineerde elkaar te lijf gegaan en hebben na een interventie van het personeel zelfs een tweede aanval ingezet. Ook in de context van de inrichting (het PPC) waarin dit incident
plaatsvond, is ingrijpen in de vorm van een straf of maatregel geboden. De directeur heeft gekozen voor een maatregel. Daarin ligt besloten dat hij het gedrag van klager weliswaar aanmerkt als ordeverstorend , maar dat hij dat gedrag niet (ten volle)
verwijtbaar acht. Als grond voor de maatregel wordt voorts nog vermeld: “... en daarnaast bent u dermate onrustig dat het niet verantwoord is u te aller (lees: allen) tijde de (lees: te) laten deelnemen aan het minimale programma.” Zelfs als er van
uitgegaan wordt dat die onrust niet alleen grondslag was voor de beperking van het programma , maar eveneens voor de ordemaatregel, geldt het volgende. De directeur had inderdaad aanleiding om periodiek (volgens zeggen van de directeur dagelijks) te
toetsen of voortzetting van de afzonderingsmaatregel geboden was. Op geen enkel wijze is echter aannemelijk geworden of voortzetting na een of twee dagen tenuitvoerlegging nog noodzakelijk was. Daarmee is onvoldoende aannemelijk dat voortzetting van
de
maatregel in ieder geval na twee dagen tenuitvoerlegging nog noodzakelijk was.

In verband hiermee acht de beroepscommissie het beroep in zoverre gegrond en is er aanleiding ter zake van het verblijf in afzondering na twee dagen een tegemoetkoming te bepalen.

De hoogte van de tegemoetkoming wordt, gelet op hetgeen in de beroepsrechtspraak gebruikelijk is, gesteld op € 90,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond voor zover het de hier boven omschreven voortzetting van de ordemaatregel betreft en voor het overige ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 90,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven