Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1048/TP, 24 januari 2002, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1048/TP

betreft: [...] datum: 24 januari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 11 juni 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.I. de Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. I. de Vos om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 21 mei 2001 verlengd tot 19 augustus 2001.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 3 februari 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 24 augustus 2000. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichting (p.i.) Esserheem teVeenhuizen.
Klager is op 23 mei 2000 ter selectie bezocht door een psychiater van het Dr. F.S. Meijers Instituut te Utrecht.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 6 oktober 2000 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Deze plaatsing is op 1 november 2001 gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft op 1 juni 2001 zijn raadsman gebeld over de ministeriële beslissing d.d. 28 mei 2001, waarna de raadsman, zij het met een verschuldigbare korte termijnoverschrijding, met de grootst mogelijke spoed op 7 juni 2001 hetberoepschrift heeft ingediend.
Klager heeft na zijn selectie voor Veldzicht bij herhaling bij de afdeling Patiëntenzorg van deze inrichting geïnformeerd naar het moment van opname. Op enig moment bleek hij van de achtste naar de twaalfde plaats op de wachtlijstte zijn gezakt. Dit is in strijd met het ministeriële beleid van het volgen van de wachtlijst en derhalve met klagers belangen. Op grond van klagers recht en belang dient hij teruggeplaatst te worden op zijn eerdere en vermoedelijkintussen hogere plaats op de wachtlijst. Indien dat niet geschiedt, wenst klager een schadeloosstelling.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De exacte datum van uitreiking van de brief d.d. 28 mei 2001 aan klager is niet bekend, maar blijkens het beroepschrift heeft klager vóór of op 1 juni 2001 kennis genomen van genoemde brief, zodat hij, gelet op de beroepstermijn exartikel 67, eerste lid, (de beroepscommissie leest dit als: artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 58, vijfde lid) BVT, niet-ontvankelijk in het beroep dient te worden verklaard. Ingeval de beroepscommissie totontvankelijkheid beslist, zal het beroep formeel gegrond zijn, nu klager niet tijdig is gehoord, noch tijdig is geïnformeerd omtrent de beslissing tot verlenging van de passantentermijn.
Met betrekking tot klagers grief terzake van verschuiving op de wachtlijst wordt opgemerkt dat uitgangspunt van het opnamebeleid van klinieken is dat de duur van de passantentermijn in beginsel bepalend is voor de plaats op dewachtlijst. Differentiaties in een kliniek echter kunnen ertoe leiden dat een tbs-passant, die lager op de wachtlijst staat, eerder wordt opgenomen, omdat voor die passant een plaats op een voor hem bestemde afdeling beschikbaarkomt. Ook komt het voor dat in het kader van herplaatsing in een kliniek of ingeval van detentieongeschiktheid van een tbs-passant een spoedplaatsing noodzakelijk is. Twee spoedplaatsingen in Veldzicht zijn de oorzaak van deverschuiving van klager op de wachtlijst.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager negen maanden in een p.i.. Een dergelijkeduur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen daaromtrent ontvangen. Blijkens de overgelegdemedische verklaring d.d. 27 augustus 2001 is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een gevangenis moet worden aangemerkt.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen. Ingeval van een beroep als het onderhavige dient ingevolge artikel 69, eerste en vierde lid BVT juncto artikel 58, vijfde lid BVT het beroepschrifttegen een beslissing tot verlenging van de passantentermijn uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van die beslissing te worden ingediend.
Het is slechts bij benadering bekend wanneer klager het afschrift van de bestreden beslissing d.d. 28 mei 2001 heeft ontvangen. Dit, ondanks het verzoek van de Minister aan de directeur van de inrichting van klagers verblijf totregistratie van de datum van uitreiking van het afschrift. Nu klager op 1 juni 2001 middels overleg met zijn raadsman ervan blijk heeft gegeven kennis te hebben genomen van de schriftelijke mededeling van de verlenging van depassantentermijn, gaat de beroepscommissie, gelet op het vorenstaande, ervan uit dat op genoemde datum de beroepstermijn is aangevangen, zodat het beroepschrift d.d. 7 juni 2001, ingekomen op 11 juni 2001 op het secretariaat van deRaad, tijdig is ingediend.
Klager is op 25 mei 2001 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 20 mei 2001 was verstreken. Bij brief d.d. 28 mei 2001 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, BVT neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.
Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Gebleken is dat op het uitgangspunt voor plaatsbepaling op dewachtlijst voor opname in een inrichting, te weten de duur van de passantentermijn, uitzonderingen mogelijk zijn, zoals ingeval van her- en spoedplaatsingen in de inrichting, alsmede het beschikbaar komen van een plaats op eenafdeling, waarvoor een hoger op de wachtlijst staande tbs-passant niet in aanmerking komt. Aannemelijk is geworden dat klager onder andere wegens spoedplaatsing van anderen enkele plaatsen lager op de wachtlijst is gekomen dan hijaanvankelijk heeft gestaan. Naar het oordeel van de beroepscommissie zal onder deze omstandigheden de enkele verschuiving van klagers plaats op de wachtlijst voor de inrichting niet leiden tot materiële gegrondverklaring van hetberoep.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een p.i. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 27 augustus 2001 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Assen blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een p.i. alsonverantwoord moest worden beschouwd.
Er bestond derhalve ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 21 mei 2001 tot 19 augustus 2001. Nu de bestreden beslissing d.d. 28 mei 2001 op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onderb, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, BVT bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klagerin een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 21 mei 2001 tot 19 augustus 2001.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 24 januari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven