Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3392/GV, 3 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3392/GV

betreft: [klager] datum: 3 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Lochs, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 oktober 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof lijkt met name te zijn afgewezen omdat klager zich ‘zeer recent’ heeft onttrokken aan detentie. Het is weliswaar juist dat klager éénmaal
te laat is teruggekeerd van verlof, maar dit was in een geheel andere context. Klager verbleef in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Hij keerde te laat terug van zijn regimesgebonden verlof in verband met onder meer de frustratie over
slechte afspraken over zijn resocialisatie. Klager zou aangemeld worden voor behandeling bij de GGZ, afdeling Ambulante Forensische Psychiatrie Noord, hetgeen echter niet van de grond wilde komen. Naar aanleiding van dat te laat terugkeren is hij
overgeplaatst naar de locatie Norgerhaven in Veenhuizen. Die overplaatsing heeft hij aanvaard. Buiten het te laat terugkeren is het verlof ongestoord verlopen en zijn geen andere regels overtreden. Volgens klager rechtvaardigt het éénmaal te laat
terugkeren niet het oordeel dat het thans aangevraagde verlof niet rustig en ongestoord zou verlopen of dat dit verlof anderszins maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn. Voor zover de Staatssecretaris heeft gemeend dat de grond van artikel 4 onder a
van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) zich voordoet, is dat onvoldoende aannemelijk geworden. Het eenmalige incident is onvoldoende daarvoor. Nu klager zich in het algemeen aan afspraken houdt, is ook het bepaalde
in
artikel 4 onder b van de Regeling niet aan de orde. Klagers strafrestant bedraagt nog een klein jaar. Hij is zeer gemotiveerd om zijn terugkeer in de samenleving zo goed als mogelijk te laten verlopen. Om die reden is de mogelijkheid om met algemeen
verlof te kunnen gaan voor hem erg belangrijk. Voor klagers motivatie wordt verwezen naar de brief van de directeur van de penitentiaire inrichting Lelystad, waaruit kan blijken dat klager als compensatie voor zijn gegrondverklaarde klacht heeft
verzocht om extra aandacht voor het TR-traject. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef tot 22 juli 2012, in het kader van een gestapeld traject, in een z.b.b.i. Hij is na een regimair verlof op 20 juli 2012 niet teruggekeerd in de inrichting. Daarmee heeft hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Op 24 juli
2012 is hij aangehouden en vervolgens is hij op 25 juli 2012 geplaatst in de locatie Norgerhaven. Op basis van deze onttrekking is zijn verzoek om algemeen verlof afgewezen. Klager stelt dat hij niet terugkeerde van verlof in verband met zijn
frustratie
over slechte afspraken met betrekking tot zijn resocialisatie. Het kan niet zo zijn dat, op het moment dat klager het ergens niet mee eens is, hij dit laat merken door het recht in eigen hand te nemen en te beslissen niet terug te keren van verlof. Om
die reden is er onvoldoende vertrouwen om hem thans verlof te verlenen. Opgemerkt wordt dat klager, anders dan in het beroepschrift wordt gesteld, niet te laat is teruggekeerd van verlof maar zich heeft onttrokken aan zijn detentie. Het beroep zou om
deze redenen ongegrond moeten worden verklaard.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Norgerhaven heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag in verband met klagers eerdere onttrekking aan detentie.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Leeuwarden heeft – blijkens het advies van de directeur van de locatie Norgerhaven – te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van algemeen verlof, mits klager niet in de stad Groningen
komt.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek, wegens doodslag. Aansluitend dient hij veertig dagen gevangenisstraf te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 oktober 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Vast is komen te staan dat klager zich op 22 juli 2012 heeft onttrokken aan detentie door zich, na een regimair verlof, niet te melden in de z.b.b.i. de Fleddervoort te Veenhuizen. Klager is vervolgens op 24 juli 2012 aangehouden en opnieuw
gedetineerd.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid op dit moment een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening zodat deze, ondanks het positieve advies van de advocaat-generaal, een afwijzing van klagers verlofaanvraag
rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Hetgeen door en namens klager wordt aangevoerd met betrekking tot de reden voor die onttrekking, maakt dit oordeel niet anders.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven