Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2814/GM, 3 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2814/GM

betreft: [klager] datum: 3 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 september 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 16 november 2012 in de p.i. Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen en hij gehoord zou worden met gebruikmaking van een tolk Russisch via de tolkentelefoon, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Ter Apel heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 juli 2012, betreft het niet verstrekken van ontlasting stimulerende medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn beroep schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager is op 11 juli 2012 geplaatst in een strafcel. De dag erna heeft hij om medicatie gevraagd om naar het toilet te kunnen gaan, aangezien hij last kreeg van buik, maag en nieren. De arts gaf aan de ontlasting als geheel te willen zien en dat hij
daarom geen medicatie kon geven. Klager was bang dat de bolletjes met drugs die hij had ingeslikt in zijn buik open zouden gaan en nog meer schade aan zijn gezondheid zouden toebrengen. Klager werd pas vijf dagen later geholpen.

Namens de inrichtingsarts is aangevoerd dat met klager is gesproken naar aanleiding van zijn verzoek om bemiddeling waarbij klager aangaf van mening te zijn dat hij gezondheidsklachten had gekregen door het niet verstrekt krijgen van medicatie. Het
hoofd zorg meende dat dat niet het geval was. De zaak is daarom doorgestuurd voor een onafhankelijk advies van de medisch adviseur.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt op basis van de stukken tot het oordeel dat de beslissing niet onjuist is geweest om klager, die kennelijk verpakte bolletjes met drugs had ingeslikt, geen laxantia te verstrekken.
Er bestaat geen algemeen geldende richtlijn omtrent het gebruik van laxantia bij ‘body packers’, en het niet geven van laxantia leidt niet tot een aangetoond hoger risico van knappen van de bolletjes.
De aard en ernst van de door klager geuite klachten over zijn buik, maag en nieren waren op dat moment niet aan te merken als een omstandigheid die tot een andere aanpak dienden te leiden.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, C.J. Ruissen en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven