Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3004/GB, 3 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:03-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3004/GB

Betreft: [klager] datum: 3 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.J. Much, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 september 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager en zijn raadsman zijn uitgenodigd om op 12 november 2012 in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel door een lid van de Raad te worden gehoord. Klagers raadsman heeft op 9 november 2012 schriftelijk bericht niet bij het horen
aanwezig te zullen zijn. Klager is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen en heeft blijkens een verklaring van 14 november 2012 afstand gedaan van het recht te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem terug te plaatsen in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 29 januari 2010 gedetineerd. Na behandeling in de Forensische Verslavingskliniek (FVK) GGZ Bouman de Kijvelanden van 16 augustus 2012 tot 3 september 2012 is hij teruggeplaatst in de gevangenis van de locatie De Schie.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De directeur van de locatie De Schie heeft de selectiefunctionaris verzocht om klager terug te plaatsen in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap, omdat klager volgens informatie
van de FVK een onaangename rol zou spelen binnen de groep en verdacht werd betrokken te zijn geweest bij de invoer van drugs. Dit laatste zou door de kliniek niet hard te maken zijn. Er zijn meerdere verdachten teruggeplaatst. De directeur heeft op
grond van artikel 43 van de Pbw de plicht om te zorgen dat gedetineerden zorg en hulp krijgen. De kliniek had nader onderzoek dienen te verrichten naar de vermeende betrokkenheid van klager bij de invoer van drugs. Een enkele verdenking is onvoldoende
voor terugplaatsing. Subsidiair voert klager aan dat nader had moeten worden gemotiveerd waarom de enkele mededeling van de kliniek dat hij betrokken zou zijn bij de invoer van drugs tot terugplaatsing leidt. Te meer nu wordt gesteld dat deze
betrokkenheid niet hard kan worden gemaakt. Anders dan de selectiefunctionaris stelt, is geen sprake van enige hoop op behandeling nu niet vaststaat wanneer deze behandeling zal plaatsvinden en waar deze uit zal bestaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was krachtens artikel 43, derde lid, van de Pbw in de FVK geplaatst. De FVK heeft meegedeeld dat klager een onaangename rol zou spelen binnen de groep. Klager wordt ervan verdacht dat hij te maken heeft met de invoer van drugs. De FVK heeft
uiteengezet dat zij de informatie niet hard kunnen maken. Naar aanleiding van de drugsinvoer zijn verschillende gedetineerden teruggeplaatst. Op 3 september 2012 is vanuit de FVK telefonisch contact opgenomen met de directeur van de locatie De Schie.
De
FVK heeft te kennen gegeven dat sprake was van een optelsom van signalen, waardoor zij geen goede basis meer aanwezig acht voor verdere behandeling. Omdat de directeur evenmin nog vertrouwen had in de behandeling, is verzocht om terugplaatsing.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie De Schie is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Vooropgesteld moet worden dat van iedere beslissing die in het kader van een terugplaatsing wordt genomen, verwacht mag worden dat deze voldoende draagkrachtig gemotiveerd is. Noch met betrekking tot de betrokkenheid van klager bij de invoer
van
drugs, noch met betrekking tot de gestelde onaangename rol van klager binnen de groep die geleid heeft tot gebrek aan vertrouwen in de verdere behandeling aan de zijde van de FVK en de directeur, zijn voldoende feiten en omstandigheden aangebracht die
deze conclusie zouden kunnen rechtvaardigen. Nu evenwel slechts op basis van wederzijds vertrouwen behandeling tot een gewenst resultaat kan leiden en dit vertrouwen, zoals gesteld, aan de zijde van de FVK en de directeur niet meer aanwezig is, kan de
beslissing van de selectiefunctionaris, dat sprake is van een verstoring in het hulpverleningstraject en derhalve besloten is tot terugplaatsing van klager, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Overigens, klager wordt de mogelijkheid op een behandeling niet onthouden nu de directeur het volgen van een behandeling als bijzondere voorwaarde zal opnemen tijdens de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 3 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven