nummer: 12/2700/GA
betreft: [klager] datum: 30 november 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 25 juni 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle Zuid 1,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. P.B.A. Acda, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van de directeur van 17 januari 2012 om niet te voldoen aan klagers verzoek om € 180,= terug te storten op klagers rekening vanwege boodschappen die hem na zijn overplaatsing niet zijn nagezonden.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft de termijn voor het indienen van beklag niet overschreden. Na zijn overplaatsing naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden duurde
het
enkele weken voordat klager zijn saldolijst kon inzien. Daarna heeft klagers mentor meermalen contact gezocht met de locatie Zwolle Zuid I. Klagers boodschappen ter waarde van € 180,= zijn aan andere gedetineerden uitgedeeld.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is aangevoerd dat het beroepschrift niet specifiek is omdat klager hierin geen data en tijdstippen noemt.
3. De beoordeling
Uit de stukken blijkt dat klager op 23 en 25 augustus 2011 boodschappen heeft besteld. Op 26 augustus 2011 is klager vanuit de afzonderingscel overgeplaatst naar de p.i. Leeuwarden. Op 15 december 2011 heeft klager, na kennisneming van zijn saldolijst,
de directeur van de p.i. Zwolle verzocht een bedrag van € 180,= op zijn rekening courant te storten omdat bestelde goederen niet zijn geleverd. Op 17 januari 2012 heeft de directeur klager op de hoogte gesteld van zijn beslissing om het bedrag van €
180,= niet over te maken. Klager heeft op 19 januari 2012 tegen deze beslissing beklag ingesteld. Anders dan de beklagcommissie oordeelt de beroepscommissie dat klager tijdig beklag heeft ingesteld en derhalve dat hij kan worden ontvangen in zijn
beklag. Immers klager heeft het beklag ruim binnen de in artikel 61, vijfde lid, genoemde termijn van uiterlijk zeven dagen gedaan.
In een brief van 17 januari 2012 schrijft de directeur aan klager dat klager op 24 augustus 2012 zijn boodschappen, niet zijnde verswaren, heeft ontvangen. Over die bestelde goederen heeft hij kunnen beschikken. Op 25 augustus 2012 zijn de bestelde
verswaren op zijn cel gelegd. Klager zou te kennen hebben gegeven dat er verswaren voor een medegedetineerde zijn besteld en die artikelen zijn aan die medegedetineerde overhandigd. De directeur vervolgt dat bestelde versproducten niet kunnen worden
geretourneerd of nagezonden en dat glaswerk, vloeistoffen en dergelijke eveneens niet worden opgestuurd. In het kader van de overplaatsing is er een ontruimingsverslag gemaakt van alle (overige) goederen op cel en die goederen zijn nagezonden. Gelet
hierop ziet de directeur geen aanleiding om 180 euro op de rekening van klager te storten.
De beroepscommissie stelt voorop dat de directeur naar aanleiding van het verzoek van klager een onderzoek heeft ingesteld en op het verzoek uitdrukkelijk schriftelijk heeft beslist waarbij de afwijzing van het verzoek met argumenten is geschraagd.
Anders dan klager meent is gelet op de brief van de directeur aannemelijk dat de bestelde goederen wel zijn geleverd, zij het dat klager daar mogelijk niet in volle omvang kennis van heeft gekregen. Gelet op de omstandigheid dat algemeen bekend is dat
versproducten evenals enkele andere artikelen bij overplaatsing niet worden nagezonden en de gemaakte kosten voor risico van gedetineerden zijn alsmede de omstandigheid dat er kennelijk ook een bestelling van versproducten voor een medegedetineerde was
en van de celontruiming een verslag is opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt, acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur om het verzoek af te wijzen bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet onredelijk of onbillijk.
Gelet op vorenstaande zal het beklag ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van L.J.M. Klop, secretaris, op 30 november 2012
secretaris voorzitter