Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2409/GA, 22 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2409/GA

betreft: [klager] datum: 22 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) locatie Zwaag te Hoorn,

gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 oktober 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zwaag.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat de selectieprocedure niet goed verloopt (detentiefasering).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens het intakegesprek van 19 januari 2012 heeft klager meegedeeld dat hij geen paspoort bij zich had. Het belang van het paspoort is toen met hem gesproken. Over het belang van zijn paspoort is klager begin mei 2012 opnieuw geïnformeerd. Hierover
is
op 9 mei 2012 ook een memo naar klager gestuurd. Toen duidelijk werd dat klager kon deelnemen aan een basis penitentiair programma is de voorbereiding van zijn selectie aangehouden om alsnog ad hoc klagers het voorstel compleet te krijgen. De
verantwoordelijkheid hiervoor lag bij klager. Het pijnpunt zit in het moment tussen 30 mei 2012 en 4 juni 2012. Echter, de commissie die het voorwerk voor een selectievoorstel doet, heeft vaste vergadermomenten. Klager heeft zijn paspoort te laat
ingevoerd terwijl hij hiervoor ruim de tijd had.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, als volgt.
Klager was zijn paspoort tijdens een bezoek in België bij vrienden vergeten. Deze vrienden verbleven in Spanje. Familie van die vrienden hebben kunnen regelen dat klagers dochter het paspoort kon ophalen. Klager heeft op 20 mei 2012 aan de medewerkers
meegedeeld dat het paspoort met Pinksteren in Nederland zou zijn. Het paspoort is op 30 mei 2012 afgegeven bij de portier. Dit was nog op tijd, echter het paspoort was pas op 4 juni 2012 ontvangen door de betreffende medewerkers. Het klopt dat de
medewerkers tijdig hebben verteld dat klager zijn paspoort moest laten invoeren, maar het belang was niet duidelijk. Klager had immers een rijbewijs in de inrichting en een rijbewijs is voor de politie voldoende als identificatiebewijs.

3. De beoordeling
Voor de laatste vier weken van de opgelegde vrijheidstraf zou klager per 8 juni 2012 in aanmerking kunnen komen voor deelname aan een b.p.p. Een voorwaarde hiervoor was dat klager een geldig paspoort moest verstrekken. Doordat het paspoort niet tijdig
was ingevoerd, was het selectievoorstel niet compleet en heeft klager niet kunnen deelnemen aan het b.p.p.
De vraag is of de directeur in deze niet voldoende voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot klagers selectievoorstel voor deelname aan het b.p.p. De beroepscommissie overweegt dat klager tijdig, namelijk reeds in januari 2012 en daarna in mei
2012, is geïnformeerd over het belang van het verstrekken het paspoort. Indien dit belang niet duidelijk was, had klager hierover nadere informatie kunnen vragen. Bovendien was klager op de hoogte van het feit dat zijn paspoort op 30 mei 2012 bij de
portier was afgegeven. Het had toen op de weg van klager gelegen om het betreffende personeel hierover te informeren. Dit heeft klager niet gedaan. Gezien het vorenstaande oordeelt de beroepscommissie dat het beklag alsnog ongegrond is. De
beroepscommissie zal het beroep van de directeur gegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven