Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3667/SGA, 26 november 2012, schorsing
Uitspraakdatum:26-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3667/SGA

Betreft: [klager] datum: 26 november 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 19 november 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 19 november 2012 om 16.00 uur en eindigend op 3 december 2012 om 16.00 uur, wegens het aantreffen van contrabande - 2 telefoons, 2 opladers, 2 headsets en een hoeveelheid (meer dan 11
gram) softdrugs – in verzoekers verblijfsruimte, waarvoor verzoeker verantwoordelijk wordt gehouden.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 20 november 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 23 november 2012.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk is,dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar
het
oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur en uit het verzoek wordt – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – voldoende aannemelijk dat de in de mededeling van de beslissing van de directeur genoemde
zaken in verzoekers verblijfsruimte (een meerpersoonscel) zijn aangetroffen en dat verzoeker daarvan weet heeft gehad. Hetgeen door verzoeker is aangevoerd met betrekking tot de verantwoordelijkheid met betrekking tot de aanwezigheid van die voorwerpen
in de verblijfsruimte, verzoekers celgenoot zou daarvoor verantwoordelijk zijn, maakt dit oordeel niet anders. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 november 2012.

secretaris voorzitter z

Naar boven