Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1945/GA, 23 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1945/GA

betreft: [klager] datum: 23 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 juni 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2012, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J. Visser, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten - in die zin dat klager een individueel programma volgt - voor de duur van veertien dagen (van 2 april 2012 tot 16 april 2012), omdat klager, vanwege zijn psychische gesteldheid en
zijn daaruit volgende problematische gedrag, de gemeenschap op de afdeling niet aan kan, waardoor hij meer individuele begeleiding nodig heeft (beklagnummer VU 2012/638);
b. de verlenging van de onder a. genoemde ordemaatregel met veertien dagen (van
16 april 2012 tot 30 april 2012) (beklagnummer VU 2012/747);
c. een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan drie dagen voorwaardelijk (van 16 mei 2012 tot 23 mei 2012), wegens het verbaal bedreigen van een personeelslid (van de medische dienst),
hetgeen klager al eens eerder heeft gedaan (beklagnummer VU 2012/892);
d. een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel (van 16 mei 2012 tot 18 mei 2012), wegens klagers agressieve gedrag na de afhandeling van het rapport, terwijl hij van te voren was gewaarschuwd dat hij zich moest gedragen
(beklagnummer VU 2012/893); en
e. een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten - in die zin dat klager een individueel programma volgt - voor de duur van veertien dagen (van 23 mei 2012 tot 6 juni 2012), omdat klager, vanwege zijn psychische gesteldheid en
zijn daaruit volgende problematische gedrag, de gemeenschap op de afdeling niet aan kan, waardoor hij een meer individuele begeleiding nodig heeft (beklagnummer VU 2012/916).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft veelvuldig in detentie gezeten, maar heeft nooit problemen gehad. Aan klager is een ISD-maatregel opgelegd. Het doel daarvan is
behandeling. Klager gebruikt kalmerende medicijnen, maar deze zijn hem in de inrichting afgenomen. Hierdoor wordt klager onrustig. Klager werd vanwege zijn gedrag telkens in afzondering geplaatst. Het is verbazingwekkend dat klager in een korte periode
zo achteruit is gegaan. Dit valt de directeur te verwijten. Klager wordt na elk akkefietje opgesloten op cel, van behandeling is geen sprake. Klager heeft op 26 maart 2012 een disciplinaire straf gekregen, omdat hij zich agressief zou hebben gedragen
tegenover een medegedetineerde. Na die straf is klager naar aanleiding van hetzelfde incident een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten opgelegd. Deze ordemaatregel is met veertien dagen verlengd, omdat het volgens de directeur nodig was dat
klager op individuele basis werd begeleid, zodat hij minder last heeft van prikkels. Er is echter geen enkele concrete aanwijzing dat klager last heeft van de prikkels op de afdeling en dat klager door meer persoonlijke aandacht beter kan reageren op
prikkels. Er was derhalve geen noodzaak een ordemaatregel op te leggen en deze te verlengen. De beslissing van de directeur is buiten proportie en onredelijk en onbillijk. Aan klager is in een korte periode twee keer een disciplinaire straf opgelegd.
De
reden dat het personeelslid van de medische dienst zich door klager bedreigd heeft gevoeld vloeit voort uit het feit dat klager in de inrichting geen rustgevende medicatie krijgt verstrekt. Omdat klager geen medicatie krijgt, heeft hij weinig invloed
op
zijn gedrag en daarom kan hem zijn gedrag niet worden toegerekend. Het is onredelijk en onbillijk om klager te sanctioneren voor zijn gedrag. Ten aanzien van het beklag onder e. is aangevoerd dat het uiteindelijke doel van de ordemaatregel was om
klager
te laten meedraaien op de afdeling, terwijl klager door de maatregel juist op een individueel programma werd gezet. De oplegging van de ordemaatregel gaat daarmee voorbij aan het doel daarvan en is onredelijk en onbillijk.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gedetineerden die een ISD-maatregel opgelegd hebben gekregen, worden behandeld. De gedetineerden krijgen in het begin geen of nauwelijks medicatie
verstrekt, zodat een inschatting kan worden gemaakt van hun persoonlijkheid en gedrag en de daarbij behorende behandeling. Klager heeft een disciplinaire straf gekregen omdat hij zich agressief heeft gedragen jegens een medegedetineerde. Klager was in
de strafcel moeilijk tot bedaren te brengen. Klagers gedrag was zowel op de afdeling als in de strafcel van dien aard - druk en geen zelfreflectie – dat het, ter voorkoming van escalatie op de afdeling, nodig was om hem een ordemaatregel op te leggen.
De ordemaatregel en de verlenging daarvan zijn gebruikt om klager langzaam te laten wennen aan de gemeenschap op de afdeling. Zijn contactmomenten werden geleidelijk opgebouwd. In het begin had klager alleen contact met het personeel, maar later kon
hij
deelnemen aan activiteiten en de activiteiten zijn daarna uitgebreid. Klager heeft uiteindelijk ook – met succes – deelgenomen aan de arbeid. Daarna is besloten om klager geen ordemaatregel meer op te leggen. Niet lang daarna heeft klager twee
disciplinaire straffen, voor het bedreigen van het personeel en zijn gedrag tijdens de afhandeling van het rapport, gekregen. Daarna is klager om dezelfde reden als bij de eerdere ordemaatregelen, een ordemaatregel opgelegd. Na deze derde
ordemaatregel,
is klager geen maatregel meer opgelegd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. en b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan een of meer
activiteiten
opleggen, indien dat in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is. De directeur kan de ordemaatregel op grond van artikel 23, tweede
lid, van de Pbw verlengen indien de noodzaak tot afzondering nog steeds bestaat.
Gelet op hetgeen de directeur ter zitting heeft aangevoerd, in combinatie met de stukken waaruit blijkt dat de directeur zich heeft laten voorlichten door een psycholoog en het afdelingshoofd, acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk dat
klager op de ISD-afdeling problematisch gedrag vertoonde – waarvan aannemelijk is dat dit gedrag mede van doen kan hebben met het feit dat klager geen kalmerende medicatie kreeg verstrekt – en dat hij daarmee onrust veroorzaakte onder de op de
afdeling
verblijvende medegedetineerden.
Onder deze omstandigheden acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur om klager gedurende een periode meer individuele begeleiding te bieden, waarbij de contacten van klager met personeelsleden en medegedetineerden langzaam worden
opgebouwd,
opdat klager geleidelijk kon wennen aan de gemeenschap op de afdeling, niet onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie stelt vast dat de ordemaatregel en verlenging daarvan niet langer heeft geduurd dan noodzakelijk, nu klager nadat hij met succes
had
deelgenomen aan groepsactiviteiten en de arbeid, geen ordemaatregel meer is opgelegd. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager, in het belang van de handhaving van de
orde en veiligheid op de afdeling, de bestreden ordemaatregel op te leggen en om deze ordemaatregel te verlengen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden
bevestigd.

Ten aanzien van het beklag onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het schriftelijk verslag van 15 mei 2012 blijkt dat klager zich op bedreigende wijze heeft geuit jegens een medewerkster van de medische dienst, nadat deze klager had
geweigerd medicatie te verstrekken. Nu uit de inlichtingen van de directeur is gebleken dat klager reeds eerder een personeelslid verbaal heeft bedreigd en klager niet heeft betwist dat hij de uitlating, zoals beschreven in het verslag, heeft gedaan,
acht de beroepscommissie de beslissing van de directeur niet onredelijk en onbillijk. Het feit dat klager dit gedrag heeft vertoond omdat hij geen medicatie krijgt verstrekt, doet hier naar het oordeel van de beroepscommissie niet aan af. Hetgeen in
beroep is aangevoerd kan derhalve niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag onder d. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het schriftelijk verslag van 16 mei 2012 blijkt dat klager zich na de afhandeling van het rapport agressief heeft gedragen, ondanks het feit dat hij door de directeur
was gewaarschuwd dit niet te doen. Dit gedrag kan naar het oordeel van de beroepscommissie de oplegging van een disciplinaire straf rechtvaardigen. Het feit dat klager dit gedrag heeft vertoond omdat hij geen medicatie krijgt verstrekt, doet hier naar
het oordeel van de beroepscommissie niet aan af. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag onder e. overweegt de beroepscommissie het volgende. Gelet op hetgeen ter zitting is aangevoerd en op het feit dat klager in korte tijd tweemaal bedreigend en agressief gedrag heeft vertoond (waarvoor hij disciplinair is
gestraft), acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk dat klager in de periode voorafgaande aan de ordemaatregel problematisch gedrag vertoonde, waarmee hij onrust veroorzaakte op de afdeling. De beroepscommissie acht de beslissing van de
directeur om klager gedurende een periode van veertien dagen meer individuele begeleiding te bieden, waarbij zijn deelname aan groepsactiviteiten geleidelijk wordt opgebouwd, niet onredelijk en onbillijk, te meer daar deze handelwijze de vorige keer
een
positieve uitwerking heeft gehad op klagers gedrag. De directeur heeft derhalve in redelijkheid kunnen beslissen om klager, in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid op de afdeling, de bestreden ordemaatregel op te leggen. Het beroep
zal
derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 23 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven