Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2416/GA, 22 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2416/GA

betreft: [klager] datum: 22 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) locatie Zwaag te Hoorn,

gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2012 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 oktober 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zwaag.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel wegens het niet meewerken aan een urinecontrole en het feit dat het bezoekmoment te kort heeft
geduurd
(2012/39 en 2012/40).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op zondagavond 12 februari 2012 is een urinecontrole aangezegd voor maandagochtend. Bij het aanzeggen van de controle wordt ook een bordje aan de celdeur opgehangen voor het personeel. Aan klager is uitgelegd dat deze controle de volgende ochtend zou
plaatsvinden. De volgende ochtend is klager niet uitgesloten geweest. Hij kon van 7.30 uur tot 11.30 uur aangeven wanneer hij kon urineren voor het onderzoek. Klager heeft om 11.30 uur aangegeven dat hij kon meewerken aan het onderzoek, maar hij kon
geen urine produceren. Er is toen rapport aangezegd wegens het niet meewerken aan een urinecontrole. De redenering van de beklagcommissie dat klager om 11.30 uur alsnog 4 uur de gelegenheid had moeten krijgen om urine af te geven klopt niet. Dat zou
betekenen dat klager in totaal 8 uur in de gelegenheid moet worden gesteld om urine af te geven voor een onderzoek. Dit staat niet in de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen.
Vanwege de weigering mee te werken is aan klager rapport aangezegd. Dezelfde dag was ook een bezoekmoment ingepland. Het rapport is afgehandeld tijdens het bezoekmoment. De disciplinaire straf is ingegaan na het bezoekmoment zodat klager zijn bezoek
nog
een half uur heeft kunnen ontvangen. Dit is coulant geweest, aangezien klager het rapport wegens eigen handelen heeft opgelopen. De straf had ook direct kunnen ingaan, maar dat zou onredelijk zijn. Het is niet gebruikelijk dat tijdens een bezoekmoment
gehoord wordt, echter nu was sprake van een piketdienst.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (Regeling) wordt alvorens een urinecontrole wordt afgenomen de reden van de urinecontrole aan de gedetineerde meegedeeld en uitleg gegeven over de te
volgen procedure. De afname van urine gebeurt bij voorkeur ’s ochtends vroeg. Op grond van artikel 3, vierde lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die niet direct tot afgifte van urine in staat is, gedurende een periode van vier uur alsnog in de
gelegenheid gesteld onder direct visueel toezicht urine af te staan.
In dit geval heeft klager een avond van te voren een urinecontrole aangezegd gekregen voor de volgende ochtend. De beroepscommissie overweegt dat klager bekend moet worden geacht met het feit dat hij de volgende ochtend (direct) urine diende af te
staan
voor het onderzoek. Net als de directeur overweegt de beroepscommissie dat de termijn van vier uur direct de volgende ochtend ingaat. Nu klager niet binnen de gestelde termijn van vier uur urine heeft afgestaan, had de directeur – mede gezien artikel
8,
tweede lid, van de Regeling – dit gedrag in redelijkheid kunnen gelijkstellen met een weigering om mee te werken aan de urinecontrole en vervolgens een disciplinaire straf kunnen opleggen. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard.

Met betrekking tot het verkorte bezoekmoment oordeelt de beroepscommissie als volgt. Bij het afhandelen van het rapport, had klager ook een ingepland bezoekmoment. Het afhandelen van een rapport houdt in dat een gedetineerde eerst wordt gehoord
alvorens
de directeur beslist over de eventuele oplegging een disciplinaire staf. Gezien het vooroverwogene had de directeur een duidelijke belangenafweging moeten maken over het afhandelen van het rapport tijdens het bezoekmoment. Van een dergelijke
belangenafweging is niet gebleken. Hetgeen de directeur heeft aangevoerd kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie beslist dan ook als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag met nummer 2012/039 alsnog ongegrond. Voor het overige verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond
en
bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven