Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1003/GA, 23 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1003/GA

betreft: [klager] Datum: 23 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...] verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 maart 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2012, gehouden in de locatie Ooyerhoek Zutphen, zijn gehoord klager, en [...] en [...] respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij de p.i. Hoogeveen. Klagers
raadsvrouw mr. C.J. Hes heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat alle telefoongesprekken, dus ook die met advocaten, in de inrichting worden opgenomen, waardoor klager geen normale telefoongesprekken heeft kunnen voeren.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Alle telefoongesprekken in de inrichting worden zonder enige reden opgenomen. Ook de telefoongesprekken die gedetineerden met hun advocaten voeren worden
opgenomen. Dit is onacceptabel en in strijd met de wet. Tijdens de zitting van de beklagcommissie is klager onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zijn beklag toe te lichten.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Alle telefoongesprekken die gedetineerden in de inrichting voeren worden opgenomen. Dit blijkt ook uit de huisregels. De opgenomen gesprekken
worden
in principe niet uitgeluisterd, tenzij er een reden bestaat om dit wel te doen. Desgevraagd geeft de directeur aan dat er geen aparte telefoontoestellen beschikbaar zijn voor gedetineerden die willen bellen met geprivilegieerde personen. De opgenomen
telefoongesprekken met geprivilegieerde personen worden nooit uitgeluisterd en direct gewist. De opgenomen telefoongesprekken worden automatisch opgeslagen op een harde schrijf. Via een centrale computer in de inrichting kunnen de opgenomen gesprekken
worden beluisterd.

3. De beoordeling
Klager stelt dat hij ter zitting van de beklagcommissie onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn beklag toe te lichten. De beroepscommissie gaat hieraan voorbij nu zij in beroep het beklag opnieuw in volle omvang behandelt.

In artikel 3.9.1 van de huisregels van de p.i. Hoogeveen is bepaald dat alle telefoongesprekken die gedetineerden via de gedetineerdentelefoons op de woonafdeling voeren, worden opgenomen. De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in
zijn beklag, omdat het beklag is gericht tegen een voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldende regeling. De beroepscommissie stelt voorop dat geen beklag open staat tegen een algemene voor alle in de inrichting verblijvende
gedetineerde geldende regel, tenzij die regel in strijd is met een hogere regeling.
In haar beoordeling maakt de beroepscommissie een onderscheid tussen het standaard opnemen van alle gesprekken en het opnemen van de gesprekken met geprivilegieerde personen.

Ten aanzien van het standaard opnemen van alle gesprekken overweegt zij als volgt. Op grond van het Besluit toezicht telefoongesprekken justitiële inrichtingen (verder het Besluit) van 23 september 2010 (Stb. 2010, 700) is in de Penitentiaire maatregel
(Pm) een artikel – 23a – ingevoegd waarin nadere regels zijn opgenomen over het opnemen van telefoongesprekken en het bewaren en verstrekken van opgenomen telefoongesprekken. In de toelichting op het Besluit staat – voor zover hier van belang – het
volgende: ‘In de beginselenwetten wordt tot uitdrukking gebracht dat telefoongesprekken kunnen worden opgenomen in verband met het uitoefenen van toezicht daarop. Met de wijzigingen in de beginselenwetten en dit besluit staan deze er niet aan in de weg
dat telefoongesprekken standaard worden opgenomen.’. Artikel 23a, eerste lid, van de Pm luidt als volgt: ‘Telefoongesprekken die in verband met het toezicht, bedoeld in artikel 39, tweede lid, van de wet worden opgenomen, worden bewaard voor een
periode
van ten hoogste acht maanden.’. In de Pm is aldus bepaald dat telefoongesprekken met het oog op het uitoefenen van toezicht kunnen worden opgenomen, maar niet in welke gevallen dat kan gebeuren.
Artikel 39, tweede lid, van de Pbw luidt – voor zover hier van belang – als volgt: ‘De directeur kan bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van
de
persoon met wie de gedetineerde een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen
telefoongesprek.’ Het toezicht dient aldus te worden uitgeoefend met het oog op enkele nader in de wet omschreven belangen en dat betekent dat de directeur een belangenafweging dient te maken. Het opnemen van telefoongesprekken wordt in de Pbw niet
aangemerkt als het uitoefenen van toezicht, maar het is wel een middel om het uitoefenen van toezicht te faciliteren. Over het opnemen van telefoongesprekken is in de Pbw niets bepaald en daarmee is het niet duidelijk of, en zo ja, in welke mate de
beperkingsgronden uit artikel 36, vierde lid, van de Pbw van toepassing zijn op het opnemen van telefoongesprekken. De Pbw voorziet naar het oordeel van de beroepscommissie, zoals reeds eerder in de uitspraak van 11 juli 2011 (11/0172/GA) is bepaald,
in
elk geval niet in een wettelijke grondslag voor het standaard opnemen van alle telefoongesprekken van gedetineerden. Nu een wettelijke grondslag ontbreekt, is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur dient af te wegen, mede in het licht van de
eisen die artikel 8 EVRM hieraan stelt, of het standaard opnemen van alle telefoongesprekken in de betreffende inrichting noodzakelijk is in verband met het uitoefenen van toezicht met het oog op de belangen als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van
de
Pbw. Of dit nodig is, kan naar het oordeel van de beroepscommissie onder andere afhankelijk zijn van het beveiligingsniveau van de inrichting en het in de inrichting geldende regime. Indien de directeur, na afweging, de noodzaak hiertoe aanwezig acht,
dient hij dit uitdrukkelijk, onder vermelding van de redenen, aan de gedetineerden kenbaar te maken. Uit hetgeen de directeur ter zitting heeft aangevoerd – de directeur verwijst vooral naar hetgeen staat vermeld in de huisregels – , is het de
beroepscommissie gebleken dat de directeur bovenbedoelde afweging niet heeft gemaakt. Het standaard opnemen van alle telefoongesprekken in de inrichting, hetgeen voortvloeit uit artikel 3.9.1 van de huisregels, is daarmee in strijd met een hogere
regeling, meer in bijzonder met (de strekking) van artikel 39, tweede lid, van de Pbw in verbinding met artikel 36, vierde lid, van de Pbw.

Ten aanzien van het opnemen van gesprekken met geprivilegieerde personen overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit artikel 39, vierde lid, van de Pbw blijkt dat op telefoongesprekken die gedetineerden voeren met geprivilegieerde personen, als
bedoeld
in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, waaronder de rechtsbijstandverlener van een gedetineerde, geen ander toezicht wordt uitgeoefend dan noodzakelijk is om de identiteit van de personen of instantie met wie de gedetineerde een telefoongesprek voert
of
wenst te voeren vast te stellen. In de toelichting op het Besluit staat – voor zover hier van belang – het volgende: ‘In de beginselenwetten is voorts tot uitdrukking gebracht dat slechts met de in de inrichting daartoe bijzonder aangewezen
telefoontoestellen gevoerde gesprekken kunnen worden opgenomen. In de regel staan voor het telefoonverkeer met geprivilegieerden andere toestellen ter beschikking. De telefoongesprekken die met deze geprivilegieerden worden gevoerd, worden derhalve in
de regel niet opgenomen.’. Op grond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het niet de bedoeling is dat telefoongesprekken van gedetineerden met geprivilegieerde personen worden opgenomen. Indien er geen andere manier is om te
waarborgen dat telefoongesprekken van gedetineerden met geprivilegieerde personen niet worden opgenomen, dient de directeur ervoor te zorgen dat er voor gesprekken met geprivilegieerden aparte telefoontoestellen beschikbaar zijn waarmee het niet
mogelijk is om gesprekken op te nemen. Niet gebleken is dat er in de inrichting een zogenaamde ‘witte lijst’, met daarop nummers van geprivilegieerde personen waardoor gesprekken die gedetineerden met deze geprivilegieerden voeren niet worden
opgenomen,
beschikbaar is. Ter zitting heeft de directeur naar voren gebracht dat er in de inrichting geen aparte telefoontoestellen beschikbaar zijn waarmee gedetineerden gesprekken kunnen voeren met geprivilegieerde personen. Gelet op het vorenstaande is de
beroepscommissie van oordeel dat het opnemen van telefoongesprekken van gedetineerden met geprivilegieerde personen, waaronder advocaten, in strijd is met een hogere regeling, meer in het bijzonder met (de strekking van) van artikel 39, vierde lid, van
de Pbw en artikel 23a van de Pm.

Zowel ten aanzien van het standaard opnemen van alle gesprekken als ten aanzien van het opnemen van de telefoongesprekken met geprivilegieerde personen zal het beroep derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden
vernietigd, klager alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toekennen. De beroepscommissie overweegt daarbij dat deze
tegemoetkoming is bedoeld als tegemoetkoming voor het door klager geleden ongemak en niet als schadevergoeding, nu niet eenvoudig is vast te stellen of en in welke omvang klager schade heeft ondervonden van het opnemen van zijn gesprekken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Aan klager wordt een tegemoetkoming van € 50,= toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J. Schagen MA en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 23 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven