Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2292/GA, 22 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2292/GA

betreft: [klager] datum: 22 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 juni 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. A.P.A. Snijders, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing op of omstreeks 21 juni 2011 tot plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen (ZO 2011/381);
b. de bejegening door personeelsleden (ZO 2011/382);
c. de handelwijze van de inrichting met betrekking tot het opleggen van de ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel (ZO 2011/383);
d. de afwijzing van het verzoek d.d. 27 april 2011 tot invoer van een webcamera (ZO 2011/384);
e. de afwijzing van het verzoek d.d. 25 mei 2011 tot invoer van strafdossiers en laptop (ZO 2011/385);
f. de afwijzing van het verzoek d.d. 13 juni 2011 tot invoer van een schrijfmachine en bijbehorend typelint (ZO 2011/386);
g. het feit dat de nettoduur van het luchtmoment minder dan een uur bedraagt, doordat klager te laat wordt uitgesloten en de detectiepoortjes te scherp zijn afgesteld (ZO 2011/387);
h. het missen van een bibliotheekmoment (ZO 2011/388);
i. het niet tijdig uitsluiten van gedetineerden voor aanvang van het vrijdagmiddaggebed (ZO 2011/389);
j. het plannen van de terugbelmomenten met de advocaat op de momenten dat klager een andere activiteit heeft (ZO 2011/390);
k. de handelwijze van het personeel tijdens Gedecoverkiezingen, die op chaotische en ondoorzichtige wijze was georganiseerd en waarbij klager niet is opgenomen op de kandidatenlijst (ZO 2011/391);
l. het niet plaatsen van fitnessapparatuur op de afdeling, ondanks de toezegging van de directeur (ZO 2011/392);
m. de inbeslagname op 6 juni 2011 van 2 dozen en 1 zak met levensmiddelen (ZO 2011/393);
n. de onzorgvuldige begeleiding van klager tijdens diens hongerstaking, doordat geen imam of psycholoog ter beschikking is gesteld (ZO 2011/394);
o. het niet toestaan van het voeren van telefoongesprekken met klagers echtgenote en advocaat tijdens klagers verblijf in de strafcel (ZO 2011/395);
p. het aanbieden van een warme maaltijd met varkensvlees terwijl klager in hongerstaking was en bovendien vegetarische maaltijden gebruikt (ZO 2011/396);
q. het niet mogen drinken van water vanaf 22 juni 2011 om 22.00 uur, terwijl het bezoek aan de medische dienst van de volgende dag geen doorgang heeft gevonden (ZO 2011/397);
r. het niet bij zich mogen hebben van de strafdossiers (ZO 2011/398);
s. het niet bij zich mogen hebben van de koran en een gebedskleed in de strafcel (ZO 2011/399);
t. het niet bij zich mogen hebben van tijdschriften en boeken in de strafcel (ZO 2011/401);
u. het niet mogen luisteren naar de radio of muziek in de strafcel (ZO 2011/402);
v. het niet mogen voeren van telefoongesprekken met zijn advocaat in een afzonderlijke ruimte (ZO 2011/403);
w. het niet mogen deelnemen aan het vrijdagmiddaggebed op 24 juni 2011 (ZO 2011/404).

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft ten onrechte het beklag van klager als ingetrokken beschouwd. Het verzoek van de beklagcommissie aan klager om aan te
geven of hij de klachten wenst te handhaven heeft geen wettelijk grondslag. Het uitblijven van een reactie hierop kan geen grond zijn voor een niet-ontvankelijkverklaring. Klager heeft overigens per brief van 12 juli 2011 de beklagcommissie bericht dat
hij de klachten wenst te handhaven. Klager heeft bovendien geen debet aan het grote tijdsverloop van de behandeling van zijn beklag door de beklagcommissie.
Klager is door de medewerkers van de inrichting stelselmatig benadeeld. Klager is een bekende Nederlander en moslim en is door het personeel getreiterd. Klager acht het van essentieel belang dat zijn klachten worden behandeld, vanwege de vrijheid van
godsdienst die in het geding is. Ten aanzien van onderdeel m. van het beklag heeft de beklagcommissie op 27 april 2012 uitspraak gedaan. Deze uitspraak is op 19 juni 2012 verzonden. Klager heeft deze uitspraak nimmer ontvangen. Klager verwijst
bovendien
naar zijn brief van 7 juni 2011 waarin hij twee p.i.w.-ers heeft verzocht om teruggave van de in beslag genomen goederen. Van een overschrijding van de termijn voor het indienen van beklag is dan ook geen sprake. Merkwaardig genoeg is deze klacht op 21
juni 2012 voor de tweede maal door de beklagcommissie behandeld. Klager vraagt een vergoeding voor de door hem gemaakte onkosten, waaronder de kosten voor rechtsbijstand.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Hoewel de wet de intrekking van het beklag niet regelt, is een intrekking van het beklag wel mogelijk. Vereist is dan dat (namens) klager bewust afstand van de verdere behandeling van het beklag heeft (is) gedaan. In het algemeen kan daarvan wel worden
uitgegaan indien na invrijheidstelling van een klager niet wordt gereageerd op de schriftelijke vraag namens de beklagcommissie of prijs wordt gesteld op verdere behandeling van het beklag. Hier zijn echter omstandigheden die er toe leiden dat van een
geldige intrekking van het beklag niet kan worden gesproken. Nadat op het verzoek van 6 juli 2011 om kenbaar te maken of op behandeling na invrijheidstelling d.d. 30 juni 2011 prijs wordt gesteld geen antwoord was ontvangen, heeft de beklagcommissie
desondanks aanleiding gezien het beklag ter zitting van 21 juni 2012 te behandelen. Naar de beroepscommissie begrijpt heeft klager tijdens die zitting te kennen gegeven dat zijn klaagschriften niet als ingetrokken dienden te worden beschouwd. Intussen
had klager op 13 februari 2012 geïnformeerd naar de stand van zaken van het beklag. Het enkele feit dat tussen het verzoek namens de beklagcommissie van 6 juli 2011 en klagers contact met de beklagcommissie van 13 februari 2012 meer dan acht maanden
zijn verlopen, terwijl klager de mogelijkheid had over het beklag met zijn raadsvrouw te overleggen, is onvoldoende om aan te nemen dat het beklag is ingetrokken. Mitsdien is het beroep gegrond en zal de uitspraak van de beklagcommissie worden
vernietigd. Met toepassing van artikel 71, derde lid, van de Pbw zal de beroepscommissie doen hetgeen de beklagcommissie had behoren te doen.

De directeur stelt in zijn verweerschrift van 11 mei 2012 dat hij de onderliggende stukken niet kan opsturen, omdat het penitentiair dossier van klager is verzonden naar het centraal archief. Tevens stelt de directeur dat het navragen bij het personeel
over gebeurtenissen die zich in juni 2011 hebben afgespeeld niet opportuun is, nu zij zich dit veelal niet meer kunnen herinneren. Hoewel de beroepscommissie zich dit laatste kan voorstellen, kan de lange duur van de behandeling van het beklag door de
beklagcommissie klager niet worden tegengeworpen. Bovendien moet worden aangenomen dat het penitentiair dossier opheldering kan verschaffen over de vraag op grond waarvan klager in afzondering is geplaatst, waarbij de beroepscommissie aanneemt dat het
opvragen van het penitentiair dossier feitelijk niet onmogelijk is. Op grond van art 37 van de Penitentiaire maatregel bevat het penitentiair dossier informatie over de gedetineerde waaronder kopieën van strafrapporten en meldingen van bijzondere
voorvallen en interne meldingen.

Gelet hierop stelt de beroepscommissie vast dat de directeur omtrent de door klager aangevoerde klachten geen inhoudelijk verweer voert. Dit betekent dat de door klager aangevoerde klachten gegrond moeten worden verklaard, behalve ten aanzien van
klachtonderdeel b. In het beroepschrift merkt klager hierover op dat hij is getreiterd door het personeel. Indien al juist, betreft de bejegening van klager door het personeel van de inrichting geen beslissing van de directeur zoals bedoeld in artikel
60 van de Pbw waartegen beklag openstaat. Klager dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in dit onderdeel van zijn beklag.

De beroepscommissie acht een tegemoetkoming voor de onderdelen waarop het beklag gegrond zal worden verklaard aangewezen en stelt deze vast op € 50,=. De beroepscommissie merkt hierbij op dat deze tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager geleden
ongemak en niet voor de door hem geleden schade en gemaakte onkosten. De Pbw voorziet niet in de mogelijkheid van vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager niet-ontvankelijk voor wat betreft onderdeel b van het beklag.
Zij verklaart het beklag voor het overige gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven