Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2003/GA, 6 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2003/GA

betreft: [klager] datum: 6 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juni 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 oktober 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. Keizer, gehoord. De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft bij brief van 28 september 2012 laten weten niet ter
zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht en een zeeftoilet voor de duur van veertien dagen, wegens het vermoeden dat klager contrabande in zijn anus heeft verborgen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De ordemaatregel is ten onrechte opgelegd, omdat het onmogelijk is dat klager contrabande in zijn anus had verborgen. Dat klager tijdens de
visitatie contrabande zou hebben teruggedrukt, zoals staat vermeld in het rapport, is onjuist. Klager had geen contrabande verborgen en toen de p.i.w.-er een opmerking maakte heeft klager alleen gevoeld. Er is ook geen contrabande aangetroffen in het
zeeftoilet. Klager had eerder die dag, voorafgaande aan de visitatie, een confrontatie gehad met de p.i.w.-er die klager uiteindelijk heeft gevisiteerd. Het zou kunnen dat deze p.i.w.-er klager wilde terugpakken. Desgevraagd antwoordt klager dat er ook
een andere p.i.w.-er bij de visitatie aanwezig was, maar dat klager niet weet of die p.i.w.-er iets heeft gezien. De aan klager opgelegde ordemaatregel heeft ook te lang geduurd. Een ordemaatregel van één of twee dagen was in de gegeven omstandigheden
voldoende geweest. Als klager echt contrabande in zijn anus had verborgen, dan was dat er na één of twee dagen wel uit geweest. Klager heeft ten minste zes dagen te lang in een afzonderingscel verbleven. Bovendien is de zeef van het zeeftoilet na vier
dagen niet meer gebruikt en geleegd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht het, gezien de inhoud van het schriftelijk verslag van
9 mei 2012, voldoende aannemelijk geworden dat er aanwijzingen waren dat klager contrabande in zijn anus had verstopt. Die aanwijzingen maken dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager – mede voor zijn eigen gezondheid – in een
gecontroleerde omgeving te plaatsen. Een dergelijke omgeving kan een afzonderingscel met cameraobservatie zijn, waarbij de ontlasting – door toepassing van een zeef – kan worden gecontroleerd op de aanwezigheid van contrabande. Dat maakt dat de
beslissing van de directeur om klager tijdelijk in afzondering in een afzonderingscel te plaatsen niet onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met
aanvulling van de gronden worden bevestigd.

Ten aanzien van de duur van de ordemaatregel overweegt de beroepscommissie dat zij ambtshalve bekend is met het gegeven dat in het lichaam ingebrachte voorwerpen het lichaam soms pas na meerdere keren stoelgang verlaten. Zo wordt om die reden in het
Justitieel Medisch Centrum een gedetineerde pas vrij gegeven van contrabande, nadat zijn geproduceerde stoelgang driemaal schoon is geweest. Indien het vermoeden bestaat dat een gedetineerde contrabande via de anus in het lichaam heeft gebracht, acht
de
beroepscommissie de oplegging van een ordemaatregel voor de duur van drie dagen – of korter, tot een gedetineerde driemaal een schone stoelgang heeft gehad – , gelet op het vorenstaande, niet onredelijk en onbillijk. Uit de stukken blijkt dat de aan
klager opgelegde ordemaatregel na acht dagen is beëindigd. Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat de maatregel langer dan drie dagen heeft moeten duren. Voor zover de maatregel dan ook de duur van drie dagen
heeft overschreden, moet deze als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren, voor zover de aan klager opgelegde ordemaatregel de duur van drie dagen te boven gaat, de uitspraak van de
beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de ordemaatregel de duur van drie dagen te boven gaat, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming
van € 50,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 6 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven