Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 112/2794/GV, 29 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2794/GV

betreft: [klager] datum: 29 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 september 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat, door de afwijzing, blijk gegeven wordt van het feit dat de Staatssecretaris kennelijk weinig belang hecht aan een goede en tijdige voorbereiding van klagers terugkeer
in
de maatschappij. Tijdens zijn verblijf in detentie, gedurende zeven jaar waarvan de laatste tien maanden in een normaal beveiligde inrichting, hebben zich geen incidenten voorgedaan en alle rapportages met betrekking tot klager zijn positief. Klagers
plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht/-maatschappelijk risico (de GVM-lijst) is enkel tot stand gekomen in verband met de mediagevoeligheid. Klager heeft steeds aangegeven bereid te zijn afspraken te maken om de media te mijden. Hij is
daarom van mening dat zijn plaatsing op de GVM-lijst niet wordt gerechtvaardigd op grond van actuele informatie. Klagers opleiding, bedrijfskunde aan de Open Universiteit, ligt sinds 28 augustus 2012 stil omdat hij geen (verplicht)
(literatuur)onderzoek
kan verrichten in het kader van de door hem te schrijven scriptie. Dat onderzoek kan alleen worden uitgevoerd vanuit een (zeer) beperkt beveiligde inrichting of een penitentiair programma. Ten einde voor een dergelijke plaatsing in aanmerking te kunnen
komen dient er op zijn minst sprake te zijn geweest van een zonder incidenten verlopen verlof. Die mogelijkheid wordt hem geweigerd.

Het enkele feit dat klager op de GVM-lijst staat vermeld is onvoldoende grond voor de onderhavige beslissing. Klagers einddatum van zijn detentie is vastgesteld op 5 september 2013 en hem wordt, door hem verlof te weigeren, elke vorm van resocialisatie
onmogelijk gemaakt. Daarbij komt nog dat het hem ook is verboden deel te nemen aan een TR-traject omdat hij op de GVM-lijst staat. Dat staat haaks op het advies van het Openbaar Ministerie (OM), waarin wordt aangegeven dat negatief wordt geadviseerd
omdat er geen maatregelen waren getroffen om het recidiverisico te beperken. Klager verwijst naar een uitspraak van de beklagcommissie bij de inrichting waar hij verblijft, waaruit naar voren komt dat de directeur bij het Operationeel Overleg zal
aandringen op een verlaging van het risicoprofiel van klager. Klager heeft sinds 2009 geen disciplinaire straffen of ordemaatregelen opgelegd gekregen en gedraagt zich, blijkens de afdelingsrapportages correct. Aanwijzingen voor een verhoogd vlucht- of
maatschappelijk risico zijn niet aanwezig. Inderdaad hebben de zaken waarvoor klager is veroordeeld veel media-aandacht gehad. Klager heeft echter sedert zijn detentie geen contact met de media gezocht en heeft daar ook geen behoefte aan. Uiteraard kan
hij niet voorkomen dat de media contact met hem zoekt. Hij is echter wel bereid afspraken te maken omtrent die contacten. Klager betwist de ‘nieuwe’ verdenking tegen hem. Die verdenking kan geen reden zijn om de verlofaanvraag af te wijzen. Klager
verzoekt om alsnog met verlof te mogen en om een financiële tegemoetkoming.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is geplaatst op de GVM-lijst met de status ‘verhoogd’. Dat is op zich al een afdoende contra-indicatie voor het verlenen van algemeen verlof. Daarnaast is er een negatief advies van de zijde van het OM, waarin wordt aangegeven dat er gevaar
bestaat voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van nieuwe strafbare feiten en dat er sprake is van een risico voor maatschappelijke onrust. Klager is op 17 september 2012 in het kader van een nieuw strafrechtelijk onderzoek
preventief ingesloten en geplaatst op de terroristenafdeling van de locatie De Schie te Rotterdam.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie De Schie te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en daarbij gewezen op klagers plaatsing op de GVM-lijst.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens – kortweg – samenspanning met een terroristisch oogmerk tot het misdrijf van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht en brandstichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum
valt op of omstreeks 6 september 2013.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Bij haar beslissing gaat de beroepscommissie uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Als onweersproken kan worden vastgesteld dat klagers status op de zogenaamde GVM-lijst inmiddels is afgeschaald van ‘hoog’ naar ‘verhoogd’.
Klager heeft gedurende ruim twaalf maanden in een normaal beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap verbleven.
Vervolgens is hij op 17 september 2012 (andermaal) geplaatst op de terroristenafdeling van de locatie De Schie maar ten aanzien van die plaatsing zijn bij de beroepscommissie geen nadere gegevens verstrekt door de Staatssecretaris, terwijl de
voorlopige
hechtenis van klager, op grond waarvan hij andermaal op de terroristenafdeling werd geplaatst, inmiddels is beëindigd.
Klager neemt geen deel aan een TR-programma nu de directeur en klager beiden van mening zijn dat klager daarvoor niet in aanmerking komt.
Er is weliswaar sprake van media-aandacht voor het delict waarvoor klager is gedetineerd, maar die aandacht dateert van de tijd dat dit delict werd gepleegd, te weten in 2005.
Klager heeft gemotiveerd aangegeven dat hij een opleiding volgt aan de Open Universiteit ten einde na detentie op een goede wijze terug te kunnen keren in de samenleving. Voor die studie is nodig dat hij in een minder beveiligde inrichting verblijft.
Om
daarvoor in aanmerking te komen dient hij eerst met goed gevolg verlof te hebben genoten.

De bovenstaande feiten en omstandigheden maken dat de motivering van de Staatssecretaris als onvoldoende moet worden aangemerkt. Klagers plaatsing op de GVM-lijst en het negatieve advies van het OM weegt, naar het oordeel van de beroepscommissie thans
minder zwaar dan de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen binnen twee
weken na ontvangst van deze uitspraak, met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat, indien meer bekend zou zijn omtrent de feiten en omstandigheden rond de recente plaatsing van klager in de terroristenafdeling, die nadere feiten en omstandigheden tot een ander oordeel van de
beroepscommissie hadden kunnen leiden.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor de toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 29 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven