Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1525/GA, 5 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1525/GA

betreft: [klager] datum: 5 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 mei 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 oktober 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klager en [...] en [...] respectievelijk plaatsvervangend vestigingsdirecteur en stagiair bij de afdeling juridische zaken van de p.i. Hoogeveen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager, ondanks zijn gebroken hand, verplicht werd deel te nemen aan de arbeid.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft in de inrichting zijn hand gebroken. Zijn hand is in het gips gezet. Ondanks zijn gebroken hand en het gips moest klager deelnemen aan de
arbeid. Klagers werk bestond uit het oprollen en optillen van tapijten. Klager kon dit werk niet goed uitvoeren. Werken deed ook pijn. Hij is toch steeds naar de arbeid gegaan, want anders zou hij een rapport krijgen. Desgevraagd antwoordt klager dat
de
medische dienst heeft meegedeeld dat klager wel met één hand werkzaamheden kon verrichten.
Klager heeft ook beklag ingediend over het feit dat hij eerder is ingesloten wegens de sinterklaasviering van het personeel. De gedetineerden zijn hierover pas één uur voordat ze werden ingesloten geïnformeerd. Anders dan de directeur beweert, was
hierover niets op het prikbord vermeld. Klager heeft de chocoladeletter die hij aangeboden heeft gekregen, geweigerd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat de klacht over het feit dat klager werd verplicht om te werken betrekking heeft op een medische
aangelegenheid. De directeur kan zich met deze beslissing van de beklagcommissie verenigen. Ten aanzien van de klacht dat klager eerder is ingesloten wegens de sinterklaasviering van het personeel brengt de directeur naar voren dat de gedetineerden
hierover een week voor de viering zijn geïnformeerd, onder andere door informatie op het prikbord. Aan de gedetineerden is ter compensatie een chocoladeletter aangeboden.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat in deze uitspraak alleen klagers beklag over het feit dat hij verplicht werd met een gebroken hand te werken aan de orde kan komen, nu uit het beroepschrift van klager niet is gebleken dat hij beroep heeft ingesteld
tegen de beslissing van de beklagcommissie inzake het beklag betreffende het feit dat hij eerder is ingesloten wegens de sinterklaasviering van het personeel.

In artikel 47, derde lid, van de Pbw is bepaald dat gedetineerden die, al dan niet onherroepelijk, tot een vrijheidsstraf zijn veroordeeld verplicht zijn de aan hen door de directeur opgedragen arbeid, zowel binnen als buiten de inrichting of afdeling,
te verrichten. Door klager te verplichten deel te nemen aan de arbeid heeft de directeur uitvoering gegeven aan dit artikel. In tegenstelling tot de beklagcommissie, is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat de klacht is gericht tegen een
beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, derhalve vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn
beklag.
In het dossier bevinden zich geen stukken van de medische dienst waaruit blijkt dat klager met zijn gebroken hand niet kon werken. Bovendien heeft klager ter zitting naar voren gebracht dat de medische dienst heeft meegedeeld dat hij met één hand
werkzaamheden kon verrichten. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de directeur in redelijkheid afgaan op mededelingen van de medische dienst over de arbeids(on)geschikheid van een gedetineerde. In het licht van het bovenstaande kan de
beslissing van de directeur klager te verplichten deel te nemen aan de arbeid naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beklag zal derhalve alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 5 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven