Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2001/GA, 5 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2001/GA

betreft: [klager] datum: 5 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 21 juni 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 oktober 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Ter Apel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens klagers betrokkenheid bij een – bijna – vechtpartij met een medegedetineerde.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 30,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op basis van het schriftelijk verslag van het incident en het horen van de gedetineerden is het de directeur voldoende aannemelijk geworden dat
klager
betrokken is geweest bij een bijna vechtpartij. Uit het verslag blijkt dat verschillende gedetineerden, onder wie klager, duwend en trekkend op de grond zijn aangetroffen. Vervolgens waren klager en een medegedetineerde boos op elkaar. Zij hebben zich
dreigend jegens elkaar opgesteld. Het personeel is toen ingesprongen om escalatie te voorkomen. Het is voldoende aannemelijk dat de gedetineerden elkaar te lijf waren gegaan als niet was ingegrepen door het personeel. De orde en veiligheid was in het
geding en om die reden heeft de directeur kunnen beslissen klager een disciplinaire straf op te leggen. Desgevraagd antwoordt de directeur dat klager bij het horen heeft gezegd dat hij niet wilde vechten met de medegedetineerde.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager zat met een aantal medegedetineerden aan een tafel op de werkzaal. Op een gegeven moment kwam een andere gedetineerde, die vervelend deed, bij de
tafel staan. Klager heeft die gedetineerde weggestuurd van de tafel. Die gedetineerde is toen weggegaan, maar kwam even later terug met een stoel in zijn handen om klager te slaan. Die gedetineerde is vervolgens vastgepakt en tegengehouden door de
gedetineerden die met klager aan tafel zaten. Klager hoefde niet te worden tegengehouden. Klager wilde immers niet vechten. De medegedetineerde wilde juist met klager vechten. Vervolgens heeft de werkmeester alarm geslagen. Klager is daarop door het
personeel vastgepakt en naar een isolatiecel gebracht. Het gehele voorval heeft zich afgespeeld rond de tafel. Klager heeft niet op de grond gelegen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw kan een gedetineerde geen disciplinaire straf worden opgelegd, indien hij niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor het begaan van een feit als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Uit het
schriftelijk verslag van 7 mei 2012 is niet duidelijk geworden welke rol klager had bij het voorval. Op basis van hetgeen ter zitting is aangevoerd is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager heeft willen participeren in een vechtpartij met een
medegedetineerde. Derhalve is onvoldoende komen vast te staan dat er sprake is van verwijtbaar handelen door klager, als bedoeld in artikel 51, vijfde lid, van de Pbw. Gelet hierop moet de beslissing van de directeur worden aangemerkt als onredelijk en
onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep, voor zover dat is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag, ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden, bevestigen.

Ten aanzien van de beslissing van de beklagrechter een tegemoetkoming van € 30,= toe te kennen overweegt de beroepscommissie het volgende. Gelet op de door de beroepscommissie in soortgelijke gevallen toegekende tegemoetkoming – namelijk € 7,50 per dag
dat een gedetineerde ten onrechte een disciplinaire straf van opsluiting in andere verblijfsruimte dan een strafcel heeft ondergaan – kan de beroepscommissie zich niet verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Derhalve zal het beroep,
voor zover dat is gericht tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming, gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre worden vernietigd. Nu klager twee dagen van zijn disciplinaire straf heeft doorgebracht in een andere
verblijfruimte dan een strafcel en hij de laatste dag van zijn disciplinaire straf vrijwillig heeft doorgebracht in een strafcel, zal de beroepscommissie aan klager een lagere tegemoetkoming toekennen, namelijk € 22,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de gegrondverklaring van het beklag, ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming, gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €
22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 5 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven