Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2440/GB, 2 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2440/GB

Betreft: [klager] datum: 2 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Yesilgöz, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 juli 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 7 augustus 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de locatie Westlinge te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Bij de beslissing op klagers verzoek deel te mogen nemen aan een p.p. is voor de selectiefunctionaris kennelijk niet zozeer de bij klager aangetroffen telefoons, maar de omstandigheid dat bij klager eerder een bedrag van ongeveer € 6.000,= is
aangetroffen, aanleiding geweest voor een afwijzing. Volgens de selectiefunctionaris heeft het aantreffen van dat bedrag het vermoeden doen ontstaan dat dit geldbedrag mogelijkerwijs te linken zou zijn aan enig strafbaar feit. Klager erkent dat
geldbedrag te hebben ontvangen en er toen niet bij stil te hebben gestaan dat dit volgens de huisregels van de inrichting waar hij toen verbleef niet was toegestaan. Klager heeft dat geld ontvangen in verband met een lening voor zijn voetbalschool.
Klagers detentie heeft een negatieve impact gehad op die voetbalschool en hij had dat geld nodig om de school draaiende te houden. Namens klager wordt een tweetal verklaringen overgelegd van de medebestuurder van de voetbalschool en van de geldlener.
Klager is van mening dat het afwijzen van een verzoek om aan een p.p. te mogen deelnemen, disproportioneel is. Zowel de inrichting als het Openbaar Ministerie (OM) adviseren positief op het verzoek. Daarnaast heeft klager er, gelet op zijn
gezinssituatie, belang bij aan een dergelijk p.p. deel te kunnen nemen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verbleef in het kader van een zogenaamd ‘stapeltraject’ in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Vanuit die z.b.b.i. is klager, naar aanleiding van het in het bezit hebben van een grote som geld en twee mobiele telefoons, op 15 mei
2012 teruggeplaatst naar de (zogenaamde.) b.b.i.+ van de locatie Westlinge. Het is voor de selectiefunctionaris onbegrijpelijk dat die inrichting vervolgens op 24 juli 2012 een voorstel indient om klager te plaatsen in een p.p. Klager heeft in de
z.b.b.i. laten zien het niet zo nauw te nemen met de regels. Niet is aannemelijk dat klager niet wist dat het voorhanden hebben van mobiele telefoons in de inrichting verboden was. Ook ten aanzien van het voorhanden hebben van een groot geldbedrag
geldt
dat klager diende te weten dat dit in een z.b.b.i. niet is toegestaan. In klagers geval had het daarom eerder voor de hand gelegen dat de inrichting zou hebben geadviseerd hem over te plaatsen naar een b.b.i. Dan zou (opnieuw) kunnen worden bekeken of
hij zich aan de regels kan houden. In eerste instantie is deelname aan een p.p. voor de selectiefunctionaris uitgesloten. Vooralsnog is de selectiefunctionaris van mening dat klager heeft aangetoond zich niet aan die regels te kunnen houden.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Vastgesteld kan worden dat klager op of omstreeks 15 mei 2012 vanuit een z.b.b.i. is teruggeplaatst naar een b.b.i.+, zulks naar aanleiding van het bij klager aantreffen van twee mobiele telefoons en een geldbedrag. Op 24 juli 2012 heeft de
directeur van de locatie Westlinge, waarvan zowel de z.b.b.i. als de inrichting waar klager thans verblijft deel uitmaken, positief geadviseerd naar aanleiding van een verzoek van klager om in aanmerking te kunnen komen voor deelname aan een p.p. Op 24
juli 2012 heeft de Reclassering Nederland, unit Lelystad, positief geadviseerd ten aanzien van klagers deelname aan een p.p.
De selectiefunctionaris heeft gemeend af te moeten wijken van deze positieve adviezen en daarbij als grond aangevoerd dat klager de regels van de z.b.b.i. heeft overtreden door twee telefoons en een groot geldbedrag in te voeren in de inrichting. Nu de
terugplaatsing naar de b.b.i.+ is geëffectueerd op 15 mei en reeds op 24 juli de positieve adviezen zijn uitgebracht kan de beslissing van de selectiefunctionaris, die wijst op de ernst van de schending van de geldende regels en zich op het standpunt
stelt dat eerder overplaatsing naar een b.b.i. voor de hand zou liggen, gelet op de korte tijdspanne gelegen tussen de overtreding van de regels en het uitkomen van de positieve adviezen – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als
onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven