Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2992/GV, 22 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2992/GV

betreft: [klager] datum: 22 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 september 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het beroep is niet zo zeer gericht tegen de afwijzing van het verzoek om algemeen verlof als wel tegen de in die afwijzing opgenomen mededeling van de Staatssecretaris, inhoudende dat hij gedurende de
resterende tijd van zijn detentie, behoudens de laatste maand en dan nog onder voorwaarden, geen vrijheden meer krijgt verleend. Klager kan zich daar niet mee verenigen. Hij wil zijn leven een positieve wending geven en neemt deel aan een TR-traject.
Uit de uitspraak van de Staatssecretaris valt te lezen dat die deelname zinloos is omdat hij kennelijk niet meer in staat wordt gesteld begeleid terug te keren in de maatschappij.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens een regimair verlof vanuit een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) een strafbaar feit gepleegd, te weten bedreiging, diefstal met geweld en afpersing. Er is op dit moment geen vertrouwen in het gedrag van klager en het
beleid is om een gedetineerde, als hij een ernstig strafbaar feit pleegt tijdens detentie, niet eerder dan in het allerlaatste stadium van zijn detentie verlof verleend kan krijgen.

3. De ontvankelijkheid
Nu klager in het beroepschrift heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met de afwijzing van zijn verzoek om verlof, heeft hij thans geen belang bij een beoordeling van het beroep. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn beroep.

De beroepscommissie merkt ambtshalve nog het volgende op. Op grond van het bepaalde in artikel 14 en verder van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan een gedetineerde, mits hij voldoet aan de in de Regeling gestelde
eisen, maximaal zes verzoeken indienen voor algemeen verlof. Wat er zij van de mededeling namens de Staatssecretaris over toekomstige verzoeken om algemeen verlof, geldt dat klager binnen de geldende regelgeving steeds weer om algemeen verlof kan
verzoeken. De Staatssecretaris dient dat verzoek dan te beoordelen aan de hand van de dan bekend zijnde feiten en omstandigheden en steeds een belangenafweging te maken tussen de algemeen geldende belangen en klagers persoonlijke belangen. De wet kent
een modaliteit van het bij voorbaat afwijzen van alle verzoeken om algemeen verlof tot (omstreeks) de laatste maand van de detentie niet.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven