Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1571/TA, 23 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1571/TA

betreft: [klager] datum: 23 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 mei 2012 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 september 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van de inrichting (incasso)kosten ter zake van de inning van een rekening te vergoeden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft een televisie gekocht voor een medepatiënt. De medepatiënt was zelf geen klant bij de desbetreffende webwinkel en de bestelling ging zo gemakkelijker. De inrichting was hiervan op de hoogte en hier is ook toestemming voor gegeven. De
machtiging aan de inrichting om de rekening te voldoen, was echter onvoldoende specifiek en die is door de inrichting vernietigd. Het verschuldigde bedrag is toen via iemand anders overgemaakt, maar vervolgens weer teruggestort. Toen is de
betalingsverplichting “blijven hangen”. De inrichting wist daarvan, nu daarover post werd verstuurd en de post wordt altijd opengemaakt. De extra (incasso)kosten die later in rekening zijn gebracht, dienen dan ook niet door klager te worden gedragen.
Voorts vraagt klager zich af of de inrichting uiteindelijk zelfstandig het totaal openstaande bedrag had mogen betalen.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep schriftelijk aangegeven niets toe te voegen aan het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Nadat klager in oktober 2010 een televisie had gekocht voor een medepatiënt, is voor de betaling daarvan een rekening, vervolgens een aanmaning en uiteindelijk een incassobrief verstuurd. De inrichting heeft de machtiging van klager voor de betaling
van
de rekening niet gebruikt, omdat onduidelijk was waarop die betaling betrekking had. Niet aannemelijk is geworden dat klager destijds (voldoende) openheid van zaken heeft gegeven over de aanschaf van die televisie. Voorts is niet gebleken dat klager na
ontvangst van de aanmaning in overleg met de inrichting het nodige in het werk in het gesteld om alsnog aan zijn betalingsverplichting te voldoen; hij heeft daarentegen gesuggereerd dat die aanmaning ten onrechte was verstuurd omdat de rekening al was
betaald. Pas nadat in januari 2012 de vordering van een incassobureau was binnengekomen, is de gang van zaken onderzocht en heeft de inrichting de rekening betaald van klagers resocialisatierekening.
De beroepscommissie is van oordeel dat het aan klager zelf te wijten is dat uiteindelijk een incassobureau is ingeschakeld voor de inning van het verschuldigde bedrag. De beslissing van de inrichting om de (incasso)kosten niet te vergoeden, is dan ook
niet onredelijk. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
De vraag of de inrichting zelfstandig het openstaande bedrag had mogen betalen van klagers rekening-courant, valt buiten het bestek van deze procedure.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.P.G.L.M. Verbunt en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven