Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1330/GA, 16 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1330/GA

betreft: [klager] datum: 16 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

gericht tegen een uitspraak van 10 april 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i. gegeven op een klacht [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 september 2012, gehouden in de p.i. Hoogeveen, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter.
Het beklag betreft, voor zover in beroep van belang:
a. een ordemaatregel van drie dagen afzondering in een afzonderingscel met cameratoezicht ingaande op 22 juli 2011;
b. de verlenging van a. ingaande op 25 juli 2011 en eindigend op 27 juli 2011, waarvan een dag ten uitvoer is gelegd,
c. de oplegging van een disciplinaire straf van een dag opsluiting in een strafcel op 26 juli 2011 en
d. de weigering om klagers vader als bezoeker toe te laten.

De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder a, b en c gegrond verklaard en het beklag vermeld onder d gegrond verklaard voor zover de weigering langer dan vier weken heeft geduurd en terzake (nog) geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in
de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat er geen ordemaatregel kon worden opgelegd. De ordemaatregel is opgelegd in verband met de orde en de veiligheid.
Er diende nader onderzoek te worden verricht, met name in verband met klagers veiligheid. Op de camerabeelden was te zien dat de bezoeker met gesloten hand klager een hand gaf. Tijdens contact tussen klager en zijn vader ging de hand open. Na het
handen
schudden ging klagers gesloten hand diep achter in zijn broek. Dit leverde een vermoeden van contrabande op. Afgewogen is om het bezoek af te breken, maar dit zou onrust hebben veroorzaakt. Er was geen acuut dreigende situatie. Na afloop is klager
gevisiteerd, maar is er niets aangetroffen. Klager diende driemaal schone ontlasting te produceren. De ordemaatregel is verlengd, omdat klager onvoldoende ontlasting had geproduceerd om zeker te weten dat de contrabande het lichaam had verlaten. In
principe is alles wat overgedragen wordt aan te merken als contrabande, maar wel is van belang om te weten of het nu om een dropje of harddrugs gaat; ook voor wat betreft een eventuele strafmaat.
De straf met betrekking tot onderdeel c. is niet met terugwerkende kracht ingegaan. Ondertekend is op 27 juli 2012, maar de beslissing is genomen en opgelegd op 26 juli 2012, waarbij de ordemaatregel, die die dag nog gold, is vervallen. De
disciplinaire
straf is opgelegd op basis van de camerabeelden. Er is niets bij klager aangetroffen. De oplegging van de disciplinaire straf was niet juist.
De uitspraak is op 18 april 2012 ontvangen. Het beroep tegen d. is op 26 april 2012 ingesteld en erkend wordt dat het beroep op dit punt te laat is ingediend.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt toegelicht.
Eerst is gezegd dat klager zijn hand voor in zijn broek stopte en nu wordt gezegd achter in zijn broek. Klager had rode bultjes en was aan het krabben. Er is geen contrabande ingevoerd. Zijn bezoeker had een sleutel van een kluisje in zijn hand en
heeft
die op tafel gelegd. Klagers vader heeft een hekel aan drugs en zou nooit drugs binnensmokkelen. Klager blowt wel eens, maar heeft liever bezoek.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt met betrekking tot a. en b. dat op grond van de camerabeelden er een gerede verdenking bestond dat klager tijdens bezoek contrabande is overgedragen. Om uit te sluiten dat klager drugs in het lichaam had ingebracht, is hem
in verband met de orde en veiligheid in de inrichting voor nader onderzoek de ordemaatregel vermeld onder a. opgelegd. Afgewacht werd tot klager driemaal een schone ontlasting zou produceren voordat de ordemaatregel zou worden beëindigd. Omdat klager
niet voldoende ontlasting had geproduceerd, is beslist om de ordemaatregel te verlengen.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit het bovenstaande niet kan worden opgemaakt dat de beslissingen vermeld onder a. en b. in strijd zouden zijn met de wet en/of onredelijk en/of onbillijk zouden zijn. Zij zal derhalve het beroep van de directeur
gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter op deze punten vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
Met betrekking tot c. stelt de beroepscommissie vast dat na de tenuitvoerlegging van de ordemaatregelen het resultaat van het onderzoek bij de directeur bekend was. Bij klager was geen contrabande aangetroffen. De beroepscommissie is van oordeel dat er
geen reden was om klager volgend op de ordemaatregelen een disciplinaire straf van een dag op te leggen. Door de directeur is ook erkend dat de disciplinaire straf ten onrechte is opgelegd. Derhalve zal de beroepscommissie het beroep van de directeur
in
zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter op dit punt bevestigen met wijziging van de gronden.
Met betrekking tot d. overweegt de beroepscommissie dat de directeur heeft verklaard dat hij de uitspraak op 18 april 2012 heeft ontvangen en op 26 april 2012 beroep heeft ingesteld.

Gelet op het bepaalde in artikel 69, eerste lid, van de Pbw is het beroep te laat ingediend, zoals ook door de directeur is erkend. De beroepscommissie zal de directeur in zoverre niet-ontvankelijk in het beroep verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur met betrekking tot a. en b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Zij verklaart het beroep van de directeur met betrekking tot c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.
Met betrekking tot d. verklaart de beroepscommissie de directeur niet-ontvankelijk in het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. H.G. van de Bunt en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven