Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2470/GM, 16 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:16-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2470/GM

betreft: [klager] datum: 16 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.T. Wernsen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het penitentiair psychiatrisch centrum (p.p.c.) Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 juli 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 17 september 2012 in de penitentiaire inrichting (p.i.). Amsterdam Over-Amstel.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij via zijn raadsvrouw laten weten daarvan geen gebruik te maken. Klagers raadsvrouw heeft eveneens aangegeven verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
De inrichtingsarts verbonden aan het p.p.c. heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het klaagschrift aan de commissie van toezicht van 29 juni 2012, welke klacht is doorgezonden als verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur, betreft het verstrekken van verkeerde medicatie dan wel het ongevraagd
toedienen van medicatie op of omstreeks 24 juni 2012.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is in beroep aangevoerd dat de medisch adviseur geen duidelijkheid of beslissing geeft over de klacht van klager. Klager had mogen verwachten dat de medisch adviseur contact zou hebben opgenomen met de medische dienst van de p.i.
Zoetermeer om te bespreken welke medicijnen zijn voorgeschreven en welke medicijnen of instructie over medicijnen zijn meegegeven toen klager werd overgeplaatst naar het p.p.c. Scheveningen. Klager had ook mogen verwachten dat de medisch adviseur
contact zou opnemen met het p.p.c. Scheveningen om navraag te doen naar het kennelijk onduidelijke verslag van het bemiddelingsgesprek om te vragen welke medicijnen of instructie over medicijnen het p.p.c. heeft ontvangen van de p.i. Zoetermeer bij de
overplaatsing en welke medicijnen er in het p.p.c. zelf zijn voorgeschreven en/of gegeven.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is op 25 juni 2012 overgeplaatst vanuit de p.i. Zoetermeer naar het p.p.c. Haaglanden. Voorafgaand aan een overplaatsing vindt een overdracht plaats tussen medische diensten. Toen klager in het p.p.c. aankwam was er al een recept voor seroquel
gestart in Zoetermeer, op voorschrift van de psychiater aldaar. Gangbaar is dat lopende medicatievoorschriften worden overgenomen teneinde continuïteit van zorg te verlenen.
Op het spreekuur van de arts van het p.p.c. op 25 juni 2012 is klager een maagbeschermer (omeprazol) voorgeschreven. Deze werd voor het eerst op 27 juni 2012 aangeboden.
Op 28 juni 2012 spreekt klager de verpleegkundige op de afdeling. Hij is verbaal druk en ontstemd over slaapmedicatie die hij toch zou krijgen. Dit blijkt seroquel te zijn die hij weigert. Uitgelegd wordt dat dit door de psychiater van de p.i.
Zoetermeer voorgeschreven seroquel betreft. Klager blijft dit weigeren en de psychiater van het p.p.c. beëindigt de verstrekking van deze medicatie.

3. De beoordeling
Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat sprake zou zijn geweest van inadequaat medisch handelen noch van verstrekking van onjuiste medicatie door of namens de inrichtingsarts van het p.p.c.. De door de inrichtingsarts van het p.p.c. verstrekte
seroquel, welke medicatie klager niet wilde, was door de psychiater in de p.i. Zoetermeer voorgeschreven. Het medicatievoorschrift is, zoals te doen gebruikelijk teneinde de continuïteit van de zorg te bewaren, overgenomen. Ook is klager een
maagbeschermer voorgeschreven, welke hij twee dagen later ook verstrekt heeft gekregen. Van enige onvolkomenheid of onjuistheid ten aanzien van de medicatieverstrekking is dan ook geen sprake. De beroepscommissie is, het voorgaande in onderling verband
en samenhang bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S. B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven