Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0221/GB, 4 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/221/GB

Betreft: [klager] datum: 4 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 25 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1971], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 januari 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Lelystad te Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 2 februari 1999 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Het Schouw te Amsterdam. Op 23 november 2001 is hij geplaatst in de gevangenis Lelystad, waar een regime van algehele gemeenschapgeldt.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 11 september 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 januari 2003.

3. De standpunten
3.1. Door klager en zijn raadsman mr. M.M.A. Appelman is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager is niet in een half open inrichting geplaatst, omdat er onduidelijkheid zou bestaan omtrent zijn verblijfstitel en omdat het openbaar ministerie (OM) negatief adviseerde wegens recidive- en vluchtgevaar.
Klager woont al sinds 12 december 1978 in Nederland en beschikt over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Hiervan wordt op de registratiekaart van het h.v.b. Het Schouw melding gemaakt, alsook in het selectieadvies van hetbureau sociale dienstverlening (BSD) Hij heeft een vaste woon- en verblijfplaats, werkt in Nederland, is gehuwd en heeft drie kinderen die ook in Nederland verblijven.
Hij moest tijdens zijn detentie in het h.v.b. Het Schouw zijn verblijfsvergunning verlengen. Een medewerker van het BSD heeft daartoe een foto van klager gemaakt en zou voor verdere afhandeling zorgdragen. Klager gaat er dan ook vanuit dat dit zorgvuldig is gebeurd. Zijn aanvraag tot verlenging van zijn verblijfsvergunning is behandeld door de vreemdelingenpolitie in Amsterdam. Klager beschikte op grond van zijn langdurig verblijf in Nederland overigens ookreeds lang over een vestigingsvergunning, de zogenaamde gele kaart. Bij telefonische navraag op 5 maart 2002 bij de vreemdelingenpolitie te Amsterdam bleek dat klager verkeerd in de computer stond geregistreerd met een apert foutecode. De vreemdelingendienst heeft deze fout erkend en de foutmelding per direct ongedaan gemaakt.
Dit betekent dat de beslissing van de selectiefunctionaris ondeugdelijk is gemotiveerd.
Voorts is het opmerkelijk dat het advies van het OM, hoewel op onjuiste gronden gebaseerd, prevaleert boven het inrichtingsadvies. Immers, vooral bij de laatste fase van een detentie spelen persoonlijkheidsfactoren van degedetineerde en de resocialisatie van een gedetineerde een rol. Klager heeft meermalen aangegeven de draad met zijn gezin weer op te pakken. Verder heeft hij zich goed gedragen tijdens zijn detentie, hetgeen door hetinrichtingsadvies bevestigd wordt.
Het is onbegrijpelijk dat de reclassering louter op grond van het negatieve advies van het OM klager een preadvies voor detentiefasering heeft onthouden, terwijl het OM het recidive- en vluchtgevaar ook niet nader onderbouwd heeft.Klager heeft eenmaal eerder in detentie verbleven. Hij verbleef toen in een half open inrichting en is steeds (op één keer na in verband met een bezoek aan het ziekenhuis wegens rugklachten) op tijd teruggekeerd in de inrichting.
Klager voldoet aan alle criteria voor plaatsing in een half open inrichting. Hij beschikt over een aanvaardbaar weekendadres en is onlangs, op 29 maart 2002, voor het eerst bij zijn vrouw en kinderen op verlof gegaan.
Nog onbegrijpelijker is de opmerking van de selectiefunctionaris dat het door de reclassering niet willen verstrekken van een advies mede een doorslaggevende rol speelt in de beslissing van de selectiefunctionaris.
In het selectieadvies van de inrichting wordt aangegeven dat klager een geschikte kandidaat is voor een beperkt beveiligde inrichting. Echter, omdat het OM negatief adviseerde en omdat er geen preadvies is van de reclassering, heefthet bureau sociale dienstverlening (BSD) plaatsing in een gesloten inrichting met een algeheel regime geadviseerd.

3.2. De bestreden beslissing is als volgt gemotiveerd: "Reden van mijn beslissing is het gegeven dat het Openbaar Ministerie een negatief advies heeft afgegeven met betrekking tot het verlenen van verlofcapaciteiten op basis vanonduidelijkheid omtrent uw verblijfstitel".
De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing in beroep als volgt toegelicht. Het h.v.b. Het Schouw heeft een selectievoorstel gedaan tot plaatsing van klager in een normaal beveiligde inrichting met een regime van algehelegemeenschap. Reden voor dit voorstel was dat het OM een negatief advies had gegeven met betrekking tot een eventueel verlof vanuit een meer open setting in verband met vlucht- en recidivegevaar. Ook het penitentiairreclasseringswerk was het hier blijkbaar mee eens. Zij geven aan dat het advies van het OM in de onderhavige zaak van doorslaggevende aard was en dat zij daarom niet bereid waren tot het opmaken van een preadvies voor een trajectgericht op plaatsing in een meer open setting.
Naast het voorgaande bestond er onduidelijkheid over klagers verblijfstitel.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, komen naast zelfmelders voor plaatsing ineen beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.3. Op grond van het derde lid van voormeld artikel komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting of afdeling niet in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na de detentie zullen wordenuitgezet of uitgeleverd. In de Memorie van Toelichting bij dit artikel is hieromtrent vermeld dat indien de gedetineerde nog in een procedure is verwikkeld en dus nog niet vaststaat of hij zal worden uitgezet, aan de hand van desubjectieve criteria een individuele afweging gemaakt dient te worden of betrokkene geschikt is om in een beperkt beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap te verblijven. Het verwikkeld zijn in een zodanigeprocedure zal volgens de Memorie van Toelichting in het algemeen wel aanleiding zijn betrokkene niet in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting te plaatsen.

Met betrekking tot de subjectieve criteria wordt in de Memorie van Toelichting bij voormeld artikel 3 vermeld dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is totterugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeftgenoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het openkarakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperktof beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende gemotiveerd is. De selectiefunctionaris had gelet op het voorgaande, nu klager op het moment dat de selectiefunctionaris deselectiebeslissing nam nog verwikkeld was in een procedure omtrent de verlenging van zijn verblijfsvergunning, aan de hand van de subjectieve criteria een individuele afweging dienen te maken of betrokkene geschikt is om in eenbeperkt beveiligde inrichting te verblijven. Dit heeft de selectiefunctionaris niet gedaan.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 4 juni 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven