Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2827/GV, 27 september 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2827/GV

betreft: [klager] datum: 27 september 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. S.C. Post, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 september 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. S.C. Post om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht, verkort en zakelijk weergegeven.
Klager heeft in de afgelopen maanden alles op alles gezet om zijn gezin voor te bereiden op de komende detentie. Nadat klager zich op 12 juli 2012 had gemeld bij het PPC te Vught voor de tenuitvoerlegging van zijn detentie is de situatie binnen het
gezin ernstiger geëscaleerd dan ingeschat. De psychische druk bij klagers vrouw is na ingang van de detentie dusdanig toegenomen dat de huisarts haar op de dag dat klager gedetineerd werd, heeft doorverwezen naar de crisisdienst van de GGZ. In deze
doorverwijzing wordt de ernst van de gezinssituatie en de medische noodzaak tot strafonderbreking bevestigd. In het verzoek tot strafonderbreking, dat betrekking heeft op een nieuwe situatie, is onderbouwd aangegeven dat gedurende de gevraagde drie
maanden het voor klager mogelijk zou zijn om de thuissituatie te stabiliseren door tezamen met zijn gezin aan een behandeltraject deel te nemen.
Klager heeft juist voorafgaand aan zijn detentie alle mogelijke voorbereidingen binnen zijn gezin getroffen, die van hem mochten worden verwacht. Klager staat met zijn gezin sinds het incident in februari 2009 onder behandeling bij diverse
hulpverlenende instanties, waaronder psycholoog drs. E. deze psycholoog heeft op verscheidene momenten zijn bevindingen aangaande de familiesituatie op schrift gesteld, waaronder aan de medisch adviseur, op diens verzoek.
De negatieve beslissing is temeer onbegrijpelijk vanwege het feit dat uit de evaluatie van 9 augustus 2012 van het PPC blijkt dat de inrichting positief staat tegenover toekenning van strafonderbreking.
Voorts is sprake van een onvoldoende gemotiveerd besluit nu niet blijkt welke rapportages zijn gebruikt en bovendien sprake is van een onvolledig medisch onderzoek. Niet inzichtelijk is op welke grondslag is geoordeeld dat er medisch gezien onvoldoende
reden voor strafonderbreking aanwezig is te achten.
In verband met de kwetsbaarheid van zijn gezin is geruime tijd voor aanvang van de detentie contact opgenomen met Justitie om de benodigde voorbereidingen op de detentieperiode te treffen. Ondanks deze inspanningen is er twee maanden nadat klager zich
heeft gemeld tot op heden nog geen enkel concreet detentieplan opgesteld en is geheel niet duidelijk welke mogelijkheden er voor klager zijn om zijn gezin structureel en voldoende te ondersteunen. Dit trekt een onevenredige grote wissel op klagers
fysieke en psychische gesteldheid. Deze onzorgvuldige omgang met de belangen van een persoon die zich in detentie bevindt, komt bovendien in strijd met artikel 8 EVRM. De bestreden beslissing dient vernietigd te worden vanwege de onzorgvuldige wijze
waarop deze tot stand is gekomen.
Voor de aanvang van detentie is tweemaal verzocht om de tenuitvoerlegging van de straf op te schorten vanwege de uitzonderlijke situatie. Deze verzoeken zijn toegewezen vanwege de ernst van de situatie.
Primair wordt verzocht de beslissing van 5 september 2012 te vernietigen en het verzoek tot strafonderbreking voor de duur van drie maanden geheel, dan wel gedeeltelijk, toe te wijzen. Subsidiair wordt verzocht een nader en volledig onderzoek te
gelasten naar de medische situatie van de echtgenote van klager door o.a. drs. E en een spoedvoorziening te bevelen inhoudende dat klager vooralsnog voor een periode van twee dagen (binnen een week na de beslissing van de beroepscommissie) de
inrichting
kan verlaten om zijn echtgenote en zijn gezin de benodigde steun te geven en een psychologisch consult bij drs. E. te doen plaatsvinden.
Op 18 september 2012 heeft de raadsman een aanvulling beroepschrift ingediend, waarbij zijn gevoegd de verklaring van psycholoog E. van 15 september 2012 en een schrijven van klager van 15 september 2012. In deze aanvulling wordt verzocht om een
strafonderbreking van een week zodat klager de benodigde rust binnen zijn gezin kan bewerkstelligen en met de psycholoog een behandelplan voor zijn gezin en hemzelf kan opstellen. Voorts wordt verzocht om maandelijks 2 dan wel 3 dagen toe te kennen
waarin klager de noodzakelijke gezinstherapie bij psycholoog E. kan volgen en daarnaast binnen zijn gezin de benodigde ondersteuning en structuur kan bieden.
Voorts wordt verzocht om een mondelinge behandeling van de zaak teneinde de beroepscommissie nader te informeren over de noodzaak van toekenning van het verzoek tot strafonderbreking, waarbij ook de psycholoog E. dient te worden gehoord.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op basis van de aangeleverde en ondersteunende rapportages is besloten het verzoek tot strafonderbreking af te wijzen. De rapportages bestonden uit het advies van de NIFP, locatie Den Bosch van 26 januari 2012 en het advies van de Advocaat-generaal van
het ressortsparket
’s-Hertogenbosch van 8 augustus 2012. Klagers thuissituatie is zeer problematisch in verband met het feit dat er veel psychische klachten zijn binnen zijn gezin. Uit genoemde rapportages blijkt dat de executie van de detentie meerdere keren is
opgeschort. Klager had die periode kunnen en moeten gebruiken om ervoor te zorgen dat zijn familie door kon tijdens zijn detentie. In het verzoek om strafonderbreking wordt onvoldoende duidelijk en inzichtelijk gemaakt wat klager in die periode gaat
doen dan wel regelen zodat zijn familie het na die periode een aanzienlijke tijd zonder zijn ondersteuning kan stellen. Bij deze beslissing wordt ook het advies van het Bureau medische advisering betrokken. Niet duidelijk is aangetoond in hoeverre de
aanwezigheid van klager noodzakelijk is voor het functioneren van het gezin en of de aangevraagde maximale termijn volstaat en voldoende is gelet op de eerdere opschortingen van de detentie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het PPC Vught heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de strafonderbreking. Gezien de ernst en duur van de zich voordoende problematiek is het de vraag in hoeverre de strafonderbreking bijdraagt aan de oplossing van het probleem.
De
directeur stelt voorts dat dit echter niet wegneemt dat vanuit de inrichting ondersteuning geboden kan worden in deze situatie. De inrichting zal ruimhartig omgaan met aanvragen voor contact met familie van klager. Het betreft hier uitbreiding van de
belmogelijkheden, regulier bezoek, bezoeken onder begeleiding en vader-kinddagen. Tevens zal, als de begeleiding van klager daarom vraagt, coulant worden omgegaan met een verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting voor bezoeken aan klinieken
en ondersteunende instanties ten behoeve van een meer structurele oplossing van de problematiek.
De Advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Hertogenbosch heeft aangegeven dat uiteindelijk werd besloten dat bij afweging van alle in het geding zijnde belangen de executie van de opgelegde straf diende te volgen. Bij die afweging was men zich
terdege bewust dat de thuissituatie van klager problematisch zou blijven. Nu de detentie is aangevangen blijkt dat ook het geval. Strafonderbreking lijkt geen optie meer en dan blijft er enkel een ruimer vrijhedenbeleid over. De officiële
detentiefasering is voorlopig nog niet in zicht, maar de selectiefunctionaris heeft evenwel de vrijheid om daarvan af te wijken op humanitaire gronden. De Advocaat-generaal zal wat dat betreft niet op voorhand negatief adviseren.
Er zijn geen bezwaren tegen het verlofadres.
In het bij het aanvullend beroepschrift gevoegde verklaring van 15 september 2012 stelt behandelend psycholoog E. dat een verlof van drie maanden psychologisch niet handig is omdat de spanning in die drie maanden onvoldoende ver kan worden gereduceerd
en de opbouw nog onvoldoende is.

3. De beoordeling
Namens klager wordt verzocht om een mondelinge behandeling van de zaak teneinde de beroepscommissie nader te informeren over de noodzaak van toekenning van het verzoek tot strafonderbreking. De raadsman heeft niet nader aangegeven op welke punten de
beroepscommissie nader geïnformeerd dient te worden. Bij het beroepschrift zijn diverse uitgebreide verklaringen van psycholoog E., een verklaring van de huisarts en een psychiatrisch rapport van het Universitair Medisch Centrum Rotterdam gevoegd. De
beroepscommissie acht zich op grond van die stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek voor een mondelinge behandeling van het beroep af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaar en drie maanden met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Zijn v.i.-datum is 21 juni 2016. Klager is herhaaldelijk veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking voor de duur van drie maanden.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof.
Volgens de Regeling kan (onder meer) strafonderbreking worden verleend voor de verzorging van een ernstig zieke partner of ouder(s).

De directeur van het PPC Vught en de Advocaat-generaal hebben negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Dit geldt ook voor de medisch adviseur.

De beroepscommissie onderkent de ernst van de problemen in de thuissituatie van klager. Anderzijds is nu de tenuitvoerlegging gaande van een lange vrijheidsstraf, die onherroepelijk is geworden in 2008, enkele jaren voordat de heftige gebeurtenissen in
zijn familie zich voordeden. Zij merkt op dat de bij de tenuitvoerlegging betrokken functionarissen ook vergaand tot medewerking bereid zijn teneinde klager in staat te stellen zijn familie te ondersteunen. Zo is hij als zelfmelder opgeroepen en
verblijft hij in een PPC waar met de individuele problemen van gedetineerden meer rekening kan worden gehouden dan in een normale inrichting. De inrichting geeft aan ruimhartig om te gaan met het faciliteren van contact met zijn familie. De
Advocaat-generaal neemt een welwillend standpunt in ten opzichte van detentiefasering, ook al zou dat eerder beginnen dan normaal.

Voor de beroepscommissie is van doorslaggevend belang dat onder deze omstandigheden en met een nog lange detentie voor de boeg een strafonderbreking van drie maanden zo snel na het begin van de detentie haar niet geraden voorkomt. Ook de behandelend
psycholoog noemt zo’n strafonderbreking niet handig. De beroepscommissie wijst er voorts op dat de medisch adviseur de huidige situatie niet dusdanig ernstig acht dat op grond hiervan een strafonderbreking geïndiceerd is.
Gezien het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard en het verzoek om een spoedvoorziening, toekenning van een strafonderbreking van twee dagen, zal worden afgewezen.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding om een onderzoek naar de medische situatie van klagers echtgenote te gelasten.

In het aanvullend beroepschrift wordt verzocht om een strafonderbreking van een week en daarnaast maandelijks een stafonderbreking van twee dan wel drie dagen. De beroepscommissie is van oordeel dat dit een nieuw verzoek om strafonderbreking betreft.
Dit nieuwe verzoek is – in het kader van de behandeling van het onderhavige beroepschrift – reeds in het bezit van de selectiefunctionaris. Om die reden zal het verzoek niet nogmaals ter behandeling aan de selectiefunctionaris worden toegezonden. Zij
verzoekt de selectiefunctionaris het nieuwe verzoek om strafonderbreking in behandeling te nemen en adviseert om de reactie op dit nieuwe verzoek in te bedden in een detentiefaseringsplan, waarin mogelijk korte perioden van onderbreking kunnen worden
opgenomen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 27 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven