Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1838/GM, 4 oktober 2012, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1838/GM

betreft: [klager] datum: 4 oktober 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.M. Altena - Staalenhoef, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrun Noord-Holland, locatie Zaandam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 juni 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, met gebruikmaking van een tolk Arabisch via de tolkentelefoon, en [...], hoofd zorg en [...],
inrichtingsarts, beiden verbonden aan het Detentiecentrum Zaandam.
Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak. Haar verzoek is ter zitting afgewezen. Wel is de raadsvrouw op 7 september 2012 een verslag van het horen ter zitting van klager en de inrichtingsarts
toegezonden, met de mogelijkheid daarop binnen veertien dagen te reageren. Van deze mogelijkheid heeft zij gebruik gemaakt en haar reactie is op 24 september 2012 op het secretariaat van de Raad ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 19 april 2012, betreft de niet adequate behandeling van klagers rechter oog.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klagers raadsvrouw heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft veel last van zijn oog en is bang blind te worden. De oogarts zou geen andere afwijkingen hebben geconstateerd dan die betrekking hebben op refractie. Klager wil een second opinion
en een operatie, maar heeft daarvoor geen geld. Voorts wil hij alleen op cel teneinde het licht ‘s nachts aan te kunnen laten. Klager wil ook alle stukken en inzage in zijn medisch dossier.

Klager heeft ter zitting - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Klager kan met zijn rechteroog totaal niets zien. Zijn linkeroog is erg slecht. Overdag kan hij soms een klein beetje ermee zien. Hij is driemaal naar het ziekenhuis geweest, maar er is niets voor hem gedaan.
Hij maakt zich zorgen over zijn linkeroog, hij is bang dat dat oog ook snel achteruit zal gaan en hij dan helemaal niet meer kan zien. Er is aandacht besteed aan zijn vrees, hij heeft gesprekken gevoerd met de psycholoog.
Hij wil vanwege de klachten aan zijn oog geplaatst worden op een éénpersoonscel.

In haar nadere reactie heeft klagers raadsvrouw aangegeven het uitermate vreemd te vinden dat ter zitting, na het horen van klager waar zij niet bij aanwezig was, besloten wordt tot aanhouding of niet. Dit zou van tevoren dienen te worden besloten en
niet afhankelijk dienen te worden gesteld van hetgeen ter hoorzitting naar voren komt. Klager heeft recht op bijstand van zijn advocaat ter hoorzitting. Klagers raadsvrouw kan niet oordelen over de wijze waarop klager is gehoord.
Klagers raadsvrouw heeft niets toe te voegen aan klagers verklaringen, noch ten aanzien van de verklaringen namens de inrichtingsarts.
Met betrekking tot de inzage in klagers medische dossier wordt opgemerkt dat er inzage is geweest doch dat het er om gaat of de stukken die de medisch adviseur heeft gezien wel dezelfde stukken zijn geweest.
Met betrekking tot de plaatsing in een eenpersoonscel merkt de raadsvrouw op dat klager diverse malen via de medische dienst aandacht heeft gevraagd voor zijn problematiek en te horen kreeg dat hij geen indicatie kon krijgen voor een eenpersoonscel,
alsmede dat hij ook diverse verzoeken (ook schriftelijk) bij de afdeling heeft gedeponeerd doch nimmer een reactie hierop heeft gekregen. Overigens is klager sinds 22 augustus jl. uit de vreemdelingenbewaring ontslagen.

Door en namens de inrichtingsarts is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Zeven dagen na binnenkomst heeft klager aangegeven dat hij lange tijd niet bij de opticien is geweest. Er wordt een afspraak gemaakt, maar de opticien kan klagers ogen niet opmeten. Hij wordt verwezen naar de oogarts in het ziekenhuis. Daar blijken
zijn
ogen nog dezelfde sterkte te hebben. Nadien gaat zijn bril kapot. In januari 2012 krijgt klager een nieuwe bril met glazen in dezelfde sterkte als hij had. Klager geeft aan hier niet goed mee te kunnen zien. Zijn linkeroog wordt nogmaals opgemeten en
de
sterkte van de glazen blijkt juist te zijn. Klager wil dunnere glazen en hij wil zijn oude (kapotte) bril terug. De opticien heeft deze niet meer.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht over de zaak en wijst het verzoek om aanhouding derhalve af.
Aan klagers raadsvrouw is naar aanleiding van haar verzoek om aanhouding kenbaar gemaakt dat hierop ter zitting zou worden beslist en dat zij in de gelegenheid zou worden gesteld bij afwijzing van haar verzoek een nadere schriftelijke reactie te geven
op het van het behandelde ter zitting opgemaakte verslag. In haar reactie heeft de raadsvrouw geen nadere aanvulling gegeven op hetgeen door klager naar voren is gebracht.

Ten aanzien van de klachten met betrekking tot klagers ogen wordt overwogen dat klager, zodra hij melding heeft gemaakt van zijn klachten, wordt verwezen naar de opticien. Als blijkt dat de opticien de ogen van klager niet kan opmeten, wordt hij
verwezen naar de oogarts in het ziekenhuis. Als zijn bril kapot gaat, wordt hem een nieuwe verstrekt. Naar aanleiding van de opmerking van klager dat hij hiermee niet goed kan zien, worden zijn ogen wederom opgemeten.

De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.

Voor inzage in zijn medisch dossier dient klager zich tot de inrichtingsarts te wenden. Er zijn geen aanwijzingen dat de medisch adviseur over een incompleet dan wel andersluidend medisch dossier zou hebben beschikt ten tijde van zijn bemiddeling. Voor
een verzoek om plaatsing op een éénpersoonscel dient hij zich te wenden tot de directeur. Uit het voorgaande kan niet worden afgeleid dat de inrichtingsarts in dit geval een indicatie had moeten afgeven.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, L.E.M. Kleipool en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 4 oktober 2012

secretaris voorzitter

Naar boven