Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1600/GA, 18 september 2012, beroep
Uitspraakdatum:18-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1600/GA

betreft: [klager] datum: 18 september 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het PPC Haaglanden te Den Haag,

gericht tegen een uitspraak van 10 mei 2012 van de beklagcommissie bij het PPC Haaglanden, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], juridisch medewerker bij het PPC Haaglanden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, waarvan twee dagen voorwaardelijk, wegens verstoring van de orde en rust in de inrichting en stemmingmakerij naar een
medegedetineerde in het bijzijn van andere medegedetineerden (beklagnummer SC 2012/143); en
b. het feit dat klagers televisie in het kader van de disciplinaire straf uit zijn cel is verwijderd (beklagnummer SC 2012/144).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft aan klager een tegemoetkoming van € 30,= toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft in haar uitspraak gesteld dat de directeur bij de oplegging van de disciplinaire straf tekort is geschoten in zijn
onderzoeksplicht. Hoewel het personeel niet heeft gezien dat klager een vuilniszak op de cel van een medegedetineerde heeft gezet, is het, gelet op de eerdere uitspraken die klager heeft gedaan, naar het oordeel van de directeur zeer aannemelijk dat
klager dit wel heeft gedaan. De disciplinaire straf is opgelegd vanwege het incident met de vuilniszak in combinatie met het feit dat klager stemming heeft gemaakt op de afdeling en daarmee de orde en rust op de afdeling heeft verstoord. Op de afdeling
waar klager verblijft, heerst een negatieve sfeer. Om die reden wordt er streng opgetreden. De beklagcommissie gaat in haar uitspraak volledig voorbij aan het feit dat de straf ook is opgelegd wegens stemmingmakerij van klager. Voorafgaande aan het
incident met de vuilniszak heeft er een woordenwisseling plaatsgevonden tussen klager en de afdelingsreiniger. Beide gedetineerden hadden daarbij weinig respect voor elkaar. Klager was van mening dat de afdelingsreiniger de vuilniszak direct moest
opruimen, terwijl de afdelingsreiniger eerst naar de sport moest en vond dat hij daarna de vuilniszak kon opruimen. Bij de oplegging van de disciplinaire straf is rekening gehouden met een eerder feit waarvoor klager een waarschuwing heeft gekregen,
maar waarvoor hem geen rapport is aangezegd.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft de afdelingsreiniger aangesproken op de uitpuilende vuilniszak in de keuken. De afdelingsreiniger weigerde de vuilniszak te verwijderen,
omdat hij ging sporten. Toen de afdelingsreiniger terugkwam van het sporten heeft hij de vuilniszak weer niet opgeruimd. Vervolgens is hij muziek gaan maken. Klager heeft hierover zijn ongenoegen geuit bij een p.i.w.-er die hiervan een verslag heeft
gemaakt. Hoewel de afdelingsreiniger meermalen de gelegenheid heeft gehad om de vuilniszak op te ruimen, heeft hij dit niet gedaan. Klager was weliswaar boos hierover, maar heeft de vuilniszak niet in de cel van de afdelingsreiniger gegooid. Het
rapport
bevat onjuistheden. De stelling van de directeur dat bij de oplegging van de straf rekening is gehouden met een eerder feit waarvoor klager is gewaarschuwd is onjuist. Klager heeft nooit een waarschuwing gehad. Er is wel een waarschuwing gegeven aan
andere gedetineerden. Ter zitting legt klager een schriftelijke versie over van zijn standpunten zoals hij deze ter zitting van de beklagcommissie naar voren heeft gebracht. De beroepscommissie heeft hiervan kennisgenomen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit het schriftelijk verslag van 3 april 2012 dat heeft geleid tot de oplegging van de disciplinaire straf blijkt het volgende. Klager heeft aan een p.i.w.-er zijn
ongenoegen geuit over het feit dat de afdelingsreiniger de volle vuilniszak in de keuken niet heeft verwijderd en heeft tegen de p.i.w.-er gezegd dat hij van plan was een pan met eten in het bed van de afdelingsreiniger te gooien. Op een later moment
heeft de afdelingsreiniger een volle vuilniszak in zijn cel aangetroffen. Aan klager is rapport aangezegd wegens grensoverschrijdend gedrag. De beroepscommissie merkt op dat uit het schriftelijk verslag niet blijkt dat er, zoals namens de directeur is
aangevoerd, een woordenwisseling heeft plaatsgevonden tussen klager en de afdelingsreiniger. Uit de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf van 5 april 2012 blijkt dat klager de straf is opgelegd, omdat hij met zijn uitlatingen de orde en
rust op de afdeling heeft verstoord en omdat klager stemming heeft gemaakt naar een medegedetineerde in het bijzijn van andere medegedetineerden. Uit het schriftelijk verslag, waarin slechts melding wordt gemaakt van de uitlatingen die klager heeft
gedaan jegens een p.i.w.-er en van het incident met de vuilniszak, vloeit naar het oordeel van de beroepscommissie niet voort dat klager met zijn uitlatingen de orde en rust heeft verstoord dan wel dat hij stemming heeft gemaakt in het bijzijn van
andere gedetineerden. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de gronden voor de oplegging van de disciplinaire straf geen ondersteuning vinden in het schriftelijk verslag. De beroepscommissie is voorts van oordeel dat uit de schriftelijke
mededeling van de disciplinaire straf niet blijkt uit welke handelingen dan wel uitlatingen de vermeende ordeverstoring en stemmingmakerij van klager heeft bestaan, waardoor onvoldoende is onderbouwd waarom aan klager een straf is opgelegd. Bovendien
is, nu dit niet is waargenomen, niet vast komen te staan dat klager de volle vuilniszak in de cel van de afdelingsreiniger heeft gezet, waardoor klager om deze reden geen disciplinaire straf kan worden opgelegd. Gelet op het vorenstaande is de
beroepscommissie van oordeel dat er onvoldoende reden aanwezig was om klager een disciplinaire straf op te leggen. Het beroep van de directeur, voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie tot gegrondverklaring van het beklag
onder a, zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal met wijziging van de gronden worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit artikel 8.2.1 van de huisregels van de locatie Scheveningen, waar het PPC Haaglanden een onderdeel van is, blijkt dat bij de oplegging van een disciplinaire straf van
opsluiting in eigen cel, de televisie van de cel van de gedetineerde wordt verwijderd. De beroepscommissie is van oordeel dat deze regel niet in strijd is met de Pbw en tevens niet kan worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Dat de televisie
eigendom is van klager doet hier niet aan af. Nu echter de disciplinaire straf op onjuiste gronden is opgelegd, is klagers televisie ten onrechte van zijn cel verwijderd. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur, voor zover dat is gericht
tegen de beslissing van de beklagcommissie tot gegrondverklaring van het beklag onder b, ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden bevestigen.

Ten aanzien van de beslissing van de beklagcommissie een tegemoetkoming van € 30,= toe te kennen overweegt de beroepscommissie het volgende. Gelet op de door de beroepscommissie in soortgelijke gevallen toegekende tegemoetkoming – namelijk € 7,50 per
dag dat een gedetineerde ten onrechte een disciplinaire straf van opsluiting in eigen cel, zonder televisie, heeft ondergaan – kan de beroepscommissie zich niet verenigen met de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. De beroepscommissie zal het
beroep
van de directeur, voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie een tegemoetkoming van
€ 30,= toe te kennen, gegrond verklaren en de beslissing van de beklagcommissie vernietigen. De beroepscommissie zal een lagere tegemoetkoming toekennen, namelijk € 15,=. Hierbij merkt de beroepscommissie op dat bij de hoogte van de toegekende
tegemoetkoming mede rekening is gehouden met het feit dat klager gedurende twee dagen niet over zijn televisie heeft kunnen beschikken.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie tot gegrondverklaring van het beklag onder a, ongegrond en bevestigt de beslissing van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is
ingesteld, met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie tot gegrondverklaring van het beklag onder b, ongegrond en bevestigt de beslissing van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is
ingesteld, met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie om een tegemoetkoming van € 30,= toe te kennen, gegrond en vernietigt de beslissing van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is
ingesteld. Aan klager wordt een tegemoetkoming van € 15,= toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 18 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven