Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1230/GA, 17 september 2012, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 12/1230/GA

betreft: [klager] datum: 17 september 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T.E. Wolfswinkel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 april 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman
mr. R. Polderman, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Westlinge. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van opschorting van bezoek voor de duur van veertien dagen, in verband met het doen van onderzoek naar een vermeend voorval tijdens het bezoek; en
b. het feit dat in het kader van het onderzoek door de inrichting contact is opgenomen met de vader van klagers vriendin.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur had na afweging van alle in aanmerking komende belangen niet tot oplegging van de ordemaatregel kunnen komen. Klager kan zich vooral niet
vinden in het feit dat de inrichting contact heeft opgenomen met de vader van klagers vriendin. De vader van klagers vriendin was niet op de hoogte van de relatie. Doordat de inrichting contact heeft gehad met de vader van klagers vriendin is de
relatie
tussen klager en zijn vriendin flink bekoeld. Naar het oordeel van klager had de inrichting ook op een andere wijze informatie kunnen inwinnen bij zijn vriendin, bijvoorbeeld door haar schriftelijk om inlichtingen te verzoeken. Op die wijze had de
vader
van klagers vriendin nooit op de hoogte hoeven komen van klagers detentie.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 12 december 2011 kwam klagers vriendin, nadat zij klager had bezocht, met een bedekt en behuild gezicht de bezoekerszaal uit. Omdat het personeel
zich hierover zorgen maakte is gevraagd of zij een nummer had waarop zij kon worden bereikt. Klagers vriendin heeft daarop een vast telefoonnummer opgegeven. De teamleider heeft later naar dit nummer gebeld en heeft haar vader aan de telefoon gekregen.
De teamleider heeft toen gevraagd of hij diens dochter kon spreken, waarop de vader heeft gevraagd of dit telefoontje iets te maken heeft met de vriend van zijn dochter. Er heeft een kort gesprek plaatsgevonden tussen de teamleider en de vader van
klagers vriendin. Desgevraagd licht de directeur toe dat, indien daartoe aanleiding bestaat, de inrichting contact zoekt met de bezoeker van een gedetineerde. De directeur heeft de ordemaatregel opgelegd omdat er bloed was aangetroffen in de
BZT-ruimte.
Omdat het niet duidelijk was wat klagers rol hierbij was en niet duidelijk was wanneer klager weer bezoek zou ontvangen, heeft de directeur snel gehandeld en de ordemaatregel opgelegd. Het komt namelijk voor dat een gedetineerde een bezoeker slaat. De
ordemaatregel is overigens een dag later weer ingetrokken. Klager heeft later nog één keer bezoek ontvangen van zijn vriendin, daarna is de relatie beëindigd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. De Pbw kent een ordemaatregel van opschorting van bezoek niet. De opgelegde ordemaatregel berust derhalve niet op een wettelijke grondslag. Het beroep zal daarom gegrond
worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de directeur de ordemaatregel een dag later weer heeft ingetrokken en uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat
klagers
reguliere bezoek tijdens de duur van de ordemaatregel doorgang heeft kunnen vinden, ook al is het bezoek niet verschenen, zal de beroepscommissie geen tegemoetkoming toekennen.

Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie heeft er, gelet op het gedrag van klagers bezoekster na afloop van haar bezoek aan klager en het feit dat er in de ruimte waar het bezoek zonder
toezicht
heeft plaatsgevonden bloedspetters zijn aangetroffen, begrip voor dat de directeur navraag wilde doen bij klagers bezoekster. De bezoekster heeft desgevraagd een vast telefoonnummer, waarop zij bereikbaar zou zijn, opgegeven bij de inrichting. Toen de
inrichting het opgegeven telefoonnummer heeft gebeld, werd de telefoon kennelijk opgenomen door de vader van klagers bezoekster. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie het niet onbegrijpelijk dat er contact tot stand is gekomen tussen de
inrichting en de vader van de bezoekster, waarbij het de vader van de bezoekster duidelijk is geworden dat zijn dochter een bezoek aan de inrichting heeft gebracht. De beroepscommissie is van oordeel dat het handelen van de directeur onder
bovengenoemde
omstandigheden redelijkerwijs niet als onzorgvuldig kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal met wijziging van de gronden worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen het beklag onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent geen tegemoetkoming toe.
De beroepscommissie verklaart het beroep gericht tegen het beklag onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en prof. dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 17 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven