Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2205/SGA, 17 juli 2012, schorsing
Uitspraakdatum:17-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2205/SGA

Betreft: [klager] datum: 17 juli 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. B.G.M.C. Peters, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde p.i. d.d. 12 juli 2012, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting
in een strafcel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 12 juli 2012 om 14.30 uur en eindigende op 26 juli 2012 om 14.30 uur, wegens verbale en fysieke agressie naar een medegedetineerde.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 16 juli 2012 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 16 juli 2012.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar
het
oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de schriftelijke reactie van de directeur blijkt dat verzoeker is betrokken geweest bij een gevecht met een medegedetineerde en dat daarbij over en weer rake klappen zijn gevallen. Verzoeker, die
heeft aangegeven uit noodweer te hebben gehandeld, heeft deze medegedetineerde zwaar blijvend lichamelijk letsel toegebracht door een groot deel van diens oor af te bijten maar schijnt daarbij zelf ook behoorlijk letsel te hebben opgelopen. Naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter kan het door verzoeker vertoonde (strafwaardige) gedrag de oplegging van genoemde disciplinaire straf rechtvaardigen. Er zijn voorts – nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – geen feiten of
omstandigheden aannemelijk geworden die de beslissing van de directeur zodanig onredelijk of onbillijk zouden maken dat de tenuitvoerlegging daarvan zou moeten worden geschorst. Ook het door verzoekers raadsman gevoerde verweer dat het onverantwoord en
een gevaar voor diens gezondheid is om verzoeker in een strafcel te laten verblijven kan geen doel treffen nu de directeur heeft aangegeven dat de inrichtingspsycholoog verzoeker daags na het incident in de strafcel heeft bezocht en dat er bovendien
dagelijks medische zorg is voor verzoeker. Tot op dit moment zouden er geen medische redenen geconstateerd zijn om verzoeker nader onderzoek in het ziekenhuis te laten ondergaan. Gelet op voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 17 juli 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven