Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2114/GB, 10 september 2012, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2114/GB

Betreft: [klager] datum: 10 september 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 juli 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 23 maart 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught. Op 30 juli 2012 is hij in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Maashegge te Overloon geplaatst.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager voldoet aan alle wettelijke vereisten voor deelname aan een p.p. Hij heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten minste zes maanden opgelegd
gekregen en hij heeft tenminste de helft van zijn bruto straf ondergaan. Gelet op klagers einddatum van 11 december 2012 is sprake van een strafrestant van minimaal vier weken en maximaal een jaar. Tevens beschikt klager over een aanvaardbaar
verlofadres. Daarnaast heeft de reclassering in het rapport van 11 mei 2012 geadviseerd om klager in een p.p. te plaatsen. Hierdoor is bij klager het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat positief zal worden beslist op zijn verzoek om deelname aan een
p.p. Er was al een datum bekend waarop klager kon deelnemen aan een p.p., namelijk vanaf 9 juli 2012. Klager weet niet wie het selectieadvies heeft opgesteld, maar er staat een hoop in dat niet klopt. Er staat bijvoorbeeld dat klager verbaal geweld zou
hebben gebruikt tegen bewaarders. Dit klopt niet. Ook heeft klager geen fysiek geweld gebruikt tegen medegedetineerden. Er is alleen over en weer gescholden. Klager heeft hiervoor een voorwaardelijke disciplinaire straf opgelegd gekregen. Met het
afdelingshoofd was afgesproken dat dit geen gevolgen zou hebben voor klagers verlofaanvragen en zijn deelname aan een p.p. De selectiefunctionaris stelt dat de agressie-regulatie-training (ART) geen intrinsieke waarde heeft voor klager. Klager zou
hebben gezegd dat hij de training alleen volgt omdat het moet. Uit de rapportage van 30 maart 2012 blijkt echter ook het tegenovergestelde. Hieruit blijkt dat klager actief meedoet, plezier heeft in de training en dat hij heeft aangegeven dat hij hoopt
minder snel boos te worden en met meer geduld te reageren. Verder blijkt uit het selectieadvies dat klager twee keer per week naar onderwijs gaat, altijd trouw komt opdagen en altijd correct is naar het personeel. Na een wat moeizame start, werkt hij,
nadat hij daarop aangesproken is, redelijk volgens de betrokkenen. Ten aanzien van de sportlessen is in het selectieadvies vermeld dat klager nagenoeg altijd komt sporten en dat hij een fanatieke en gedreven instelling heeft. Klagers verlofaanvragen
worden ook gewoon goedgekeurd. Nadat klager beklag heeft ingediend, is het selectieadvies ineens negatief ten aanzien van klager. Ook de bewaarders van unit 7 van de p.i. Vught waren het niet eens met het selectieadvies dat richting de
selectiefunctionaris is gestuurd. Volgens klager heeft het BSD toegegeven dat er fouten zijn gemaakt. Klager heeft ook de medewerkers van ART gesproken. Volgens de medewerkers was zijn motivatie zeer goed. Klager heeft netjes zijn certificaat behaald.
De selectiefunctionaris heeft volgens klager erg selectief naar de bij hem bekende informatie gekeken. Indien er, buiten het vonnis in verband waarmee klager thans is gedetineerd, geen andere vonnissen waren geweest, was klager inmiddels al
voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Hieromtrent is door de Advocaat-Generaal op 2 juni 2012 een beslissing genomen. Het lijkt erop dat klagers verzoek om deelname aan een p.p. op basis van dezelfde informatie is afgewezen. Klager en zijn raadsman zijn
bereid om het beroep mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager is op 25 november 2011 vanuit een z.b.b.i. in unit 7 van de p.i. Vught geplaatst, omdat hij zich had ontrokken aan het
toezicht.
Daarnaast had er in de z.b.b.i. een incident met een medegedetineerde plaatsgevonden waarbij de medegedetineerde ernstig gewond was geraakt. Achteraf blijkt dat klager andere medegedetineerden had verboden hulp in te roepen bij het personeel ter
voorkoming van verdere gevolgen. Klagers verzoek om deelname aan een p.p. is afgewezen in verband met zijn functioneren in de p.i. Vught. Tijdens zijn verblijf aldaar was zijn functioneren op de afdeling ronduit negatief. Naast disciplinaire straffen
zijn er meerder time-outs geweest om klagers gedrag te reguleren. Klager moet regelmatig worden gecorrigeerd en heeft moeite om “nee” te accepteren. Klager schroomt niet om met list en bedrog zijn zin te krijgen. Recentelijk heeft hij fysiek geweld
aangewend, ondanks dat hij de ART bijna had afgerond. Klager heeft opgemerkt dat hij de training volgt, omdat dit moet. Dit is geen goede motivatie en het volgen van de training heeft kennelijk geen intrinsieke waarde voor klager. Verder licht de
selectiefunctionaris toe dat klager geen rechten kan ontlenen aan het reclasseringsrapport. Het is een advies en dat maakt deel uit van het advies dat door de directeur wordt uitgebracht aan de selectiefunctionaris. Klager heeft ook aangegeven deel te
nemen aan de ART omdat hij hoopte minder snel boos te worden en met meer geduld te kunnen reageren. Op 4 juni 2012 is aan klager een disciplinaire straf opgelegd wegens fysieke en verbale agressie. Dit incident heeft zich vier weken voor de bestreden
beslissing voorgedaan. Volgens de selectiefunctionaris is een verband gelegd tussen klagers motivatie de ART te ondergaan en het in de praktijk brengen van gedrag dat tijdens die training wordt aangeleerd. Gelet op het voorgaande is besloten om klagers
verzoek tot deelname aan een p.p. af te wijzen. Plaatsing in een b.b.i. ligt volgens de selectiefunctionaris meer voor de hand.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Over de opstelling van klager tijdens zijn deelname aan de ART lopen de visies uiteen. Voor de beroepscommissie is echter van beslissende betekenis dat desondanks de directeur van de p.i. Vught positief heeft geadviseerd ten aanzien van
klagers
verzoek om deelname aan een p.p. Volgens de directeur heeft klager inmiddels drie keer algemeen verlof genoten en is dat allemaal prima verlopen. Klager heeft volgens de directeur laten zien met afspraken en vrijheden om te kunnen gaan. Ook heeft de
reclassering geadviseerd om klager in aanmerking te laten komen voor deelname aan een p.p./e.t-traject. Bovendien heeft klager de door de reclassering geïndiceerde interventies inmiddels met goed gevolg afgerond. Gelet op het voorgaande is de
beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Derhalve dient de
bestreden
beslissing te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor
het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven