Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1817/GM, 6 september 2012, beroep
Uitspraakdatum:06-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1817/GM

betreft: [klager] datum: 6 september 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingspsychiater verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 juni 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K.R. Koopman.
De inrichtingspsychiater verbonden aan de p.i. Ooyerhoek is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 25 april 2012, betreft het niet verstrekt krijgen van medicatie om spanningen weg te nemen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende aangevoerd. Er zijn gewichtige redenen waarom klager zijn medicatie moet nemen.
Omdat hij ze niet krijgt heeft hij onder meer last van spanningen en nervositeit en lijdt hij aan slapeloosheid. Ter zitting is door en namens hem daaraan toegevoegd dat hij inmiddels van alle medicatie af is. Hij is het er echter niet mee eens dat de
psycholoog destijds de afbouw van medicatie heeft voorgeschreven. Klager kreeg op enig moment niet de medicatie die hij voordien wel kreeg. In plaats daarvan kreeg hij ontstekingsremmers. Klager had last van spanningen, zijn kaken en gebalde vuisten.
Daar wilde hij medicatie voor. Na zijn overplaatsing is hem wel diazepam, dyclofenac en rustgevende medicatie voorgeschreven en verstrekt. Zijn klachten zijn daardoor afgenomen.

Namens de inrichtingspsychiater is tegenover de medisch adviseur en in reactie op het beroep het volgende standpunt ingenomen. Klager is door de psychiater gezien. Die heeft klagers medicatie aangepast aan de toestand van klager op dat moment. De
huisarts en de medische dienst hebben verder geen betrokkenheid daarbij. Klager kreeg pijnstillers in verband met spier / gewrichtsklachten. Klager is ook gezien door de psycholoog.

3. De beoordeling
De beroepscommissie leidt uit de stukken noch het verhandelde ter zitting af dat medisch gezien onjuist zou zijn gehandeld jegens klager. Het is onwaarschijnlijk dat de psycholoog op eigen initiatief zou zijn overgegaan tot afbouw van de klager
voordien
verstrekte medicatie. Dergelijke beslissingen worden genomen in het PMO en vallen onder verantwoordelijkheid van, in dit geval, de psychiater. De betrokkenheid van de psycholoog hierbij betekent niet dat de psycholoog beslissingen heeft genomen waartoe
hij niet bevoegd is. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen dat dit wel zo zou zijn.
Overigens zijn de door klager genoemde klachten, welke optraden na de in zijn beleving onjuiste afbouw van medicatie, niet hieraan te wijten.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, L.E.M. Kleipool en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven