Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2223/GM, 6 september 2012, beroep
Uitspraakdatum:06-09-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2223/GM

betreft: [klager] datum: 6 september 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.T. Laigsingh, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Zaandam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 juni 2012 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 augustus 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, met gebruikmaking van een tolk Punjabi via de tolkentelefoon, bijgestaan door zijn raadsman, en [...], inrichtingsarts
en
[...], hoofd zorg, beiden verbonden aan het Detentiecentrum Zaandam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 26 april 2012 betreft de weigering van de inrichtingsarts klager te helpen in verband met zijn problemen aan zijn linkeroog.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is in beroep - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de situatie van klagers oog de laatste maanden verergert. Hij is driemaal bij de oogarts geweest en deze heeft een behandeling ingezet. Klager heeft last van een steeds heviger wordende
pijn en afnemend zicht in zijn linkeroog, waardoor hij bijna blind is aan dat oog. Door de pijn slaapt hij slecht.
De door de oogarts voorgeschreven medicatie slaat niet aan. Deze is bedoeld voor pijnbestrijding en is niet gericht op genezing. De arts van het ZMC constateert dat hij klager niet kan helpen, feitelijk is er dus geen enkele behandeling ingezet. Klager
is nu doorverwezen naar het AMC.
Voorts handelt de medische dienst niet adequaat omdat zij het probleem niet heeft onderkend en niet heeft aangedrongen op een spoediger behandeling van klager. Er zijn onnodig meerdere weken overheen gegaan alvorens de eerste afspraak werd gemaakt.
Daarbij had eerder gekeken moeten of klager elders in het land niet eerder geholpen had kunnen worden. Dat hij niet meer kan zien met dat oog is te wijten aan niet adequaat handelen door de inrichtingsarts.

Klager heeft ter zitting - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat hij bij zijn bezoek aan de oogarts een lens en druppels heeft gekregen. Er is een vervolgafspraak gemaakt, maar toen was de arts met vakantie. De komende week heeft klager een nieuwe
afspraak. De lens die hij kreeg heeft niet geholpen, de pijn is niet verminderd en klager kan nog steeds niet goed zien. Het probleem met zijn oog is het gevolg van een ongeluk in India jaren geleden. Hij is toen geopereerd en heeft een andere lens
gekregen. Deze had na vier jaar vervangen moeten worden. Hij heeft nu een lens gekregen voor zijn slechte oog. Klager draagt geen bril.

Namens de inrichtingsarts is aangevoerd dat klager op 19 maart 2012 in detentie kwam. Dezelfde dag is een afspraak gemaakt met de specialist in het ZMC. Daar kon klager op 3 april 2012 terecht. De oogarts gaf aan dat er geen behandeling mogelijk was en
heeft druppels voorgeschreven. Vanwege de aanhoudende klachten is op 27 april 2012 wederom gebeld met het ziekenhuis en is er een tweede afspraak gemaakt. Ook nu kon er geen behandeling worden ingezet. Op 25 mei 2012 gaat hij wederom naar de oogarts.
Klager is vervolgens verwezen naar een specialist in het AMC. Daar kon hij, vanwege de wachtlijst, pas in augustus terecht. Vanwege de toename van de klachten is gevraagd de afspraak te vervroegen. Aanvankelijk, op 21 juni 2012, kon dat niet, maar bij
de tweede poging, op 24 juli 2012, bleek er een afspraak te zijn uitgevallen en kon klager er tussen geplaatst worden. Die dag is klager ook bij de arts geweest. Hij heeft een zachte lens gekregen. Het probleem zit hem namelijk in het hoornvlies. Een
dag later heeft klager de lens eruit gehaald en is er, omdat deze niet meer terug in zijn oog kon, een nieuwe besteld. Deze heeft klager nog in zijn oog.

3. De beoordeling
Uit de kopie van het toegezonden medisch dossier van klager, alsmede de correspondentie met de behandelend oogarts en de toelichting ter zitting blijkt dat er voldoende aandacht is geweest naar aanleiding van klagers klachten. Hij wordt bij klachten
regelmatig gezien door de medische dienst, krijgt druppels en mag om pijnmedicatie vragen. Hij is meermalen verwezen naar en geweest bij de oogarts, die aangaf voor de klachten van klager geen behandeling te hebben. Vanwege aanhoudende klachten is hij
uiteindelijk doorverwezen naar een specialist in een academisch ziekenhuis. Hij heeft daar een zachte lens verstrekt gekregen, bedoeld ter vermindering van de druk in het oog. Hoewel klager deze zelf verwijderd en beschadigd heeft, is er vanuit de
inrichting een nieuwe lens voor hem besteld.
Uit al het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat klagers klachten door de medische dienst serieus zijn genomen. De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts
niet
kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, L.E.M. Kleipool en dr. W.J. Schudel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 6 september 2012

secretaris voorzitter

Naar boven