Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0660/GV, 21 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/660/GV

betreft: [klager] datum: 21 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 22 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 14 maart 2002 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Klagers ex-vrouw is nog woonachtig in hun woning. Hij wil een aantal financiële en materiële zaken afhandelen. Zo moet de verkoop van het huis geregeld worden en wil hij belangrijke papieren ophalen, waaronder bijvoorbeeld zijndiploma’s om later te kunnen solliciteren. Ook staan al zijn spullen nog in het huis. Klagers ex-vrouw verleent echter geen enkele medewerking. Hierdoor heeft de reclasseringsmedewerker geen milieurapportage kunnen opmaken. Ookpogingen van de advocaat van klager en van zijn familie om contact te krijgen met zijn ex-vrouw, ook via haar advocaat, hebben geen resultaat opgeleverd. Op deze manier worden klagers mogelijkheden om een nieuw bestaan op te bouwenmet zijn vriendin gedwarsboomd.
Klager ontkent dat er een risico zou zijn voor een ongestoord verlof. Hij heeft nog nooit een vinger naar zijn ex-vrouw uitgestoken. Wat hem betreft is er geen reden voor spanningen. Hij heeft zelfs voorgesteld om iemand van dereclassering mee te laten gaan tijdens een bezoek aan zijn huis. Klager heeft altijd gewerkt en had geen strafblad. Hij heeft een Nederlands paspoort en is niet vluchtgevaarlijk. Hij gedraagt zich goed tijdens de detentie en heeftnog nooit een rapport gehad.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De Minister heeft uit klagers verzoek om strafonderbreking begrepen dat er problemen zijn gerezen rond de afwikkeling van de boedelscheiding met zijn ex-partner. Hij wil de strafonderbreking om zelf orde op zaken te kunnen stellen.De Minister is van mening dat zich geen bijzondere omstandigheid voordoet. Daarnaast is sprake van een risico voor een ongestoord verlof als gevolg van spanningen in de woon/leefsfeer van de te bezoeken persoon, hetgeen eencontra-indicatie vormt voor het verlenen van onbegeleide bewegingsvrijheid buiten de inrichting.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de Locatie Overmaze te Maastricht bestaat bezwaar tegen inwilliging van het verzoek van klager, omdat de reclassering geen duidelijkheid kan verschaffen over de relatiesfeer, waardoor de invulling van een eventuelestrafonderbreking onzeker blijft. Klager vraagt strafonderbreking om zaken met zijn ex-vrouw te regelen en bankzaken te regelen in verband met het eigen huis. Zij wenst hier niet aan mee te werken.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Maastricht heeft geen bezwaar tegen honorering van het verzoek, mits de onderbreking beperkt blijft tot maximaal twee dagen.
De reclassering heeft in een brief d.d. 28 februari 2002 gericht aan de directeur van de locatie Overmaze aangegeven dat men geen milieurapportage omtrent klager kan opmaken, omdat contacten met referent(en) in verband met deverstoorde relatie niet mogelijk zijn.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 november 2003.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, datniet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

De beroepscommissie is van oordeel dat de door klager aangevoerde omstandigheden, hoe vervelend deze ook voor klager mogen zijn, in dit geval niet de bijzondere omstandigheden opleveren zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling.Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 21 mei 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven