Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2519/SGA, 13 augustus 2012, schorsing
Uitspraakdatum:13-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2519/SGA

Betreft: [klager] datum: 13 augustus 2012

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van een tweetal beslissingen van 6 augustus 2012 van de directeur van voormelde p.i., inhoudende:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 6 augustus 2012 om 14.15 uur en eindigend op 13 augustus 2012 om 14.15 uur, wegens het gebruik van fysiek geweld jegens een personeelslid, het
weigeren gevolg te geven aan een opdracht van het personeel en het weigeren om mee te werken aan de overbrenging naar de eigen verblijfsruimte;
b. de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, ingaande op 13 augustus 2012 om 14.15 uur en eindigend op 20 augustus 2012 om 14.15 uur, wegens het tijdens de afhandeling van
het verslag naar aanleiding van de voorvallen die tot de onder a vermelde disciplinaire straf hebben geleid, niet naar de directeur willen luisteren en het met de directeur in discussie blijven gaan.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek als klaagschrift in behandeling wordt genomen, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 9 augustus
2012.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het schorsingsverzoek schriftelijk toegelicht.

De directeur heeft schriftelijk zijn standpunt ten aanzien van het schorsingsverzoek naar voren gebracht.

2. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het verzoek.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk is, dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar
het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker zodanig gedrag heeft vertoond, dat de directeur – naar het voorlopig oordeel van de
voorzitter – de bestreden beslissing kon nemen. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.

Ten aanzien van onderdeel b van het verzoek.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend zodanig onredelijk of onbillijk is, dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker tijdens de afhandeling van het verslag, dat heeft geleid tot de onder a vermelde disciplinaire straf, niet naar de directeur wenste te luisteren en dat hij daarbij de eerder tegenover
een inrichtingsmedewerker gebezigde bewoordingen: “Je kan me toch niets maken; ik ben een moslim en jij bent een sukkel,” heeft herhaald. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter rechtvaardigen het enkele tijdens het hoormoment niet naar de
directeur willen luisteren, noch de door de directeur aangehaalde bewoordingen de oplegging van een (afzonderlijke) disciplinaire straf. Indien en voor zover de directeur verzoekers gedrag had willen sanctioneren, had het voor de hand gelegen – daarbij
gelet op het directe verband met de feiten waarvoor de disciplinaire straf onder a was opgelegd – om dat gedrag mee te wegen bij de eerste op 6 augustus 2012 opgelegde disciplinaire straf. Gelet op het vorenstaande zijn er termen aanwezig voor
toewijzing van het verzoek. De tenuitvoerlegging van de onder b vermelde disciplinaire straf zal daarom worden geschorst tot het moment dat de beklagcommissie op het tegen die beslissing ingestelde beklag zal hebben beslist.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af ten aanzien van onderdeel a.
Hij wijst het verzoek toe ten aanzien van onderdeel b van het verzoek en schorst de beslissing van de directeur van 6 augustus 2012, waarbij aan verzoeker een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte werd opgelegd met
onmiddellijke ingang, tot het moment dat de beklagcommissie op het tegen die beslissing ingestelde beklag zal hebben beslist.

Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 augustus 2012.

secretaris voorzitter

Naar boven