Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1596/TB, 27 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1596/TB

betreft: [klager] datum: 27 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Kurvers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 mei 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. B. Kurvers om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verblijft sinds op 2 december 2005 in een longstayvoorziening van de Pompestichting.
Het hoofd van de Pompestichting heeft op 28 september 2011 aangegeven dat klagers verblijf in de longstayvoorziening dient te worden gecontinueerd; plaatsing daarbuiten lijkt thans nog niet verantwoord. Psycholoog Van K. en psychiater N. hebben in
multidisciplinaire rapportage van januari 2012 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten; zij hebben verder aangegeven dat, mits het delictgevaar aanvaardbaar is, kan worden besloten tot overplaatsing als niet meer aan klagers zorgbehoefte kan
worden voldaan.
Vervolgens is op 24 april 2012 door de LAP geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten, onder voorwaarde dat er over een jaar een nieuwe herbeoordeling van de longstaystatus zal plaatsvinden.
De Staatssecretaris heeft op 10 mei 2012 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Met de Pompestichting zijn vanwege klagers medische toestand afspraken gemaakt over een overplaatsing van klager naar de GGZ Eindhoven als de terminale fase mocht ingaan. Verwezen wordt naar de brief van de Pompestichting van 9 mei 2012. Klager vreest
dat een dergelijke overplaatsing door het bestreden besluit mogelijk in gevaar komt.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager heeft te laat beroep ingediend. Indien anders wordt geoordeeld, dient het beroep ongegrond te worden verklaard. In het kader van de herbeoordeling van klagers longstaystatus hebben de Pompestichting, psycholoog Van K. en psychiater N., alsmede
de
LAP adviezen gegeven. Daaruit blijkt dat er bij klager ondanks zijn verslechterende medische toestand nog altijd sprake is van delictgevaar en klagers verblijf in een longstayvoorziening moet worden gecontinueerd. De LAP acht een nieuwe herbeoordeling
na een jaar aangewezen, omdat het van belang is dat klagers somatische conditie goed gemonitord wordt en dat klager zal worden overgeplaatst naar een passende voorziening zodra dat verantwoord wordt geacht.
Indien klagers medische toestand dusdanig verslechtert dat overplaatsing alsnog geïndiceerd is, zullen daartoe de benodigde maatregelen worden getroffen.

4. De beoordeling
Klager kan in het op 21 mei 2012 ontvangen beroep worden ontvangen, nu niet bekend is wanneer de bestreden beslissing van 10 mei 2012 aan klager is uitgereikt en daarom niet valt uit te sluiten dat tijdig beroep is ingediend.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft vanaf 2 december 2005 in een longstayvoorziening van de Pompestichting, sinds maart 2006 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de hierboven genoemde, in het kader van de herbeoordeling van klagers longstaystatus uitgebrachte rapportages en adviezen van de Pompestichting, van psycholoog Van K. en psychiater N. komt naar voren dat er geen behandelmogelijkheden zijn, dat
klagers delictgevaar ondanks zijn lichamelijke toestand nog hoog is en dat het verblijf in een longstayvoorziening daarom dient te worden voortgezet.

De LAP heeft in haar advies van 24 april 2012 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten onder de voorwaarde dat deze status over een jaar opnieuw wordt herbeoordeeld in het licht van klagers lichamelijke situatie.

Blijkens een brief van 9 mei 2012 van de Pompestichting aan klagers raadsman heeft de Pompestichting met de GGZ Eindhoven, ouderenzorg, de afspraak dat klager zal worden overgeplaatst als hij de terminale fase ingaat en bedlegerig is waardoor hij niet
meer delictgevaarlijk is. In deze brief wordt verder vermeld dat klager niet aan bed gekluisterd is, op verlof gaat, op het terrein rondloopt en medebewoners op andere afdelingen bezoekt en nog niet in de terminale fase is beland.

Namens de Staatssecretaris is in de reactie op het beroep opgemerkt dat de benodigde maatregelen zullen worden getroffen als klagers medische toestand zodanig verslechtert dat overplaatsing alsnog aangewezen is.

Niet is gebleken dat klagers medische toestand op dit moment zodanig is verslechterd dat overplaatsing thans geïndiceerd is.

Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. De beroepscommissie gaat er daarbij vanuit dat klagers
longstaystatus daadwerkelijk over een jaar wordt herbeoordeeld en dat overplaatsing naar de GGZ Eindhoven zal plaatsvinden als dit vanwege klagers lichamelijke situatie aangewezen en verantwoord wordt geacht, zoals bedoeld in genoemde brief van de
Pompestichting van 9 mei 2012.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven